ECLI:NL:RBROT:2024:1465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
C/10/658026 / JE RK 23-1153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 2 januari 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die betrokken is bij de zorg voor [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder het ouderlijk gezag heeft, terwijl de vader geen gezag heeft. De minderjarige verblijft momenteel bij de vader, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie en de samenwerking met de GI, die moeite heeft om contact te krijgen met de vader.

Tijdens de zitting was de moeder vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. F.R.G. Drenth, terwijl de vader niet aanwezig was. De kinderrechter heeft de relevante stukken en eerdere beschikkingen in overweging genomen, waaronder een tussenbeschikking van 29 juni 2023. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 juli 2024 en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI zicht krijgt op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en dat er mogelijk een betere samenwerking met de vader moet komen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024, met een schriftelijke vastlegging op 17 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/658026 / JE RK 23-1153
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F.R.G. Drenth te Rotterdam,
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de tussenbeschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 29 juni 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van de GI met bijlagen van 13 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 23 november 2023.
1.2.
Op 2 januari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. C.C. Sleepers, waarnemend voor de advocaat van de moeder;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [persoon A] en mw. [persoon B] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen. De moeder is vertegenwoordigd door haar advocaat.
1.3.
[voornaam minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de uitnodiging om voorafgaand aan de zitting met de kinderrechter te praten.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 juni 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 15 juli 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij diezelfde beschikking de machtiging verlengd om [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag tot 15 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt nu nog om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader zonder gezag te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 15 juli 2024. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het – onder verwijzing naar het verzoekschrift – nader toe. [voornaam minderjarige] is een kwetsbaar meisje met veel gedragsproblematiek. In de eerste week van het schooljaar is [voornaam minderjarige] geschorst. Op dit moment gaat [voornaam minderjarige] weer twee dagen per week naar school. Er is diagnostiek voor haar aangevraagd bij Enver. De moeder krijgt ondersteuning vanuit Middin en werkt overal goed aan mee. Haar gezondheid maakt het soms lastig om met het gedrag van [voornaam minderjarige] om te gaan. De vader doet de voordeur niet open voor de GI en het kost veel moeite om afspraken met hem te maken. [voornaam minderjarige] geeft aan dat het leuk is bij de vader en het goed met haar gaat, maar laat verder niet veel los over de thuissituatie. De GI wil graag een betere samenwerking met de vader en meer zicht op de thuissituatie.
4.2.
Namens de moeder wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat zij zich refereert aan het verzoek van de Raad. De moeder wil graag meer contact met [voornaam minderjarige] en [voornaam minderjarige] lijkt hier ook voor open te staan. Er is goed contact tussen de ouders, waardoor de moeder verwacht dat zij onderling kunnen regelen dat er meer contact komt tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De moeder werkt goed mee en geeft overal toestemming voor. Zij vond het wel lastig dat er een tweede jeugdbeschermer kwam.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken is de kinderrechter van oordeel dat verlenging van de machtiging uithuisplaatsing bij de vader zonder gezag noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW) van [voornaam minderjarige] .
5.2.
[voornaam minderjarige] is een jong meisje met een belast verleden en gedragsproblemen. Zij verblijft bij haar vader en heeft goed contact met haar moeder, die alleen gezag heeft. [voornaam minderjarige] zit sinds de zomer van 2023 op het voortgezet onderwijs en heeft daar een slechte start gehad. Het is niet duidelijk waarom de GI ten behoeve van haar aanvullend verzoek in de brief van 18 november 2023 niet bij de school heeft geïnformeerd hoe het nu met [voornaam minderjarige] gaat en waarom [voornaam minderjarige] zelf niet is gesproken. Moeder werkt mee aan het inzetten van hulp voor [voornaam minderjarige] , zodat ondersteuning van [voornaam minderjarige] op school kan starten. Er is geen zicht op de thuissituatie bij de vader omdat hij de GI geen toestemming geeft om binnen te komen.
5.3.
Hoewel zorgelijk is dat het de GI kennelijk niet lukt om zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij vader thuis, is nu allereerst van belang dat de GI de komende periode zicht krijgt op hoe het met [voornaam minderjarige] zelf gaat en wat zij nodig heeft. Mogelijk dat het vervolgens aan de hand van concrete signalen wel lukt om daar over met de vader in gesprek te komen. Aangezien de vader eerder opvoedondersteuning door Enver positief heeft afgerond is aannemelijk dat hij wel over basis-opvoedvaardigheden beschikt. Voorts is van belang dat de vader kennelijk wel positief contact heeft met de school van [voornaam minderjarige] en dat namens de moeder is aangevoerd dat zij wel met de vader kan spreken over zaken die [voornaam minderjarige] aangaan. De GI lijkt dus de enige de zijn die het niet lukt om in contact te komen met de vader. Het is aan de GI om met de vader te bespreken waarom hij niet met de GI in gesprek wil en of de frequentie van de huisbezoeken die de GI in haar brief aan vader van 4 september 2023 van vader heeft geëist, noodzakelijk zou zijn om zicht te houden op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Indien de samenwerking tussen de vader en de GI de komende periode niet tot stand komt zal moeten worden bezien of een verblijf bij vader de beste plek is voor [voornaam minderjarige] . Dat kan echter niet beoordeeld worden zonder nadere informatie over hoe het met [voornaam minderjarige] gaat. Die informatie kan de GI ook zonder medewerking van de vader verkrijgen, hij heeft immers geen gezag.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader zonder gezag tot 15 juli 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L. Bottse als griffier, en op schrift gesteld op 17 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.