ECLI:NL:RBROT:2024:1866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
ROT 23/2982
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van woning door burgemeester na explosievenincidenten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de tijdelijke sluiting van haar woning door de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 29 november 2022 een noodbevel afgegeven om de woning van eiseres te sluiten voor de duur van één maand, na twee incidenten waarbij explosieven bij de woning waren aangetroffen. Eiseres betwistte de sluiting en voerde aan dat er geen ernstige vrees voor wanordelijkheden bestond en dat de sluiting disproportioneel was, gezien haar persoonlijke omstandigheden en het feit dat zij al lange tijd in de woning verbleef.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, gezien de ernst van de incidenten en de risico's voor de openbare orde. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester zich heeft gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd geconcludeerd dat er een gerede kans op herhaling van de incidenten bestond. De rechtbank weegt de belangen van eiseres af tegen de noodzaak om de openbare orde te handhaven en concludeert dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. de Kok),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tijdelijke sluiting van haar woning.
1.1.
Met het primaire besluit van 29 november 2022 heeft de burgemeester met een noodbevel de woning van eiseres aan de [adres] in Rotterdam (de woning) gesloten voor de duur van één maand.
1.2.
Met het bestreden besluit van 17 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij dat besluit gebleven. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres
,[persoon A] (zoon van eiseres) en namens de burgemeester zijn gemachtigde en [persoon B] .

Totstandkoming van het besluit

2. Op 29 november 2022 heeft de politie een bestuurlijke rapportage uitgebracht. Hieruit blijkt dat op 23 november 2022 omstreeks 00:17 uur door de politie een explosief voorzien van tape op de grond voor de deur van de woning is aangetroffen. Dit explosief had kennelijk met tape aan de voordeur van dat pand vastgezeten, was aangestoken en kennelijk voordat een ontploffing plaats kon vinden gedoofd, omdat dit van de voordeur op de grond was gevallen. Het explosief bestond uit 2 stuks vuurwerk van het type Cobra 6. Het is bekend dat Cobra’s een explosieve kracht vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat hebben, die ernstige schade aan goederen en ernstig letsel aan personen kan toebrengen. Op 29 november 2022 omstreeks 02:17 uur vond voor de voordeur van dezelfde woning een explosie plaats. De politie heeft geconstateerd dat er daadwerkelijk een explosief was ontploft, dat het portiek rook naar kruitdampen en dat het dak van het portiek zwart geblakerd was. In het portiek zijn 6 woningen gelegen en het incident is voor de politie aanleiding geweest om al deze woningen tijdelijk te ontruimen. Gelet op het feit dat in een week tijd tot twee maal toe een explosief is geplaatst bij de woning, is de politie van mening dat er personen zijn die bewust, opzettelijk en bij herhaling aanslagen met vuurwerkbommen plegen gericht op genoemde woning. Gelet hierop bestaat een gerede kans op herhaling waarbij ernstig letsel aan personen of ernstige schade aan goederen kan ontstaan. De vrees tot het ontstaan van een nieuwe ernstige wanordelijkheid is dan ook gerechtvaardigd en de politie heeft de burgemeester daarom verzocht om gebruik te maken van zijn bevoegdheid gesteld in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet om door middel van een noodbevel tot maatregelen over te gaan. Op grond van deze bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester vervolgens een noodbevel voor de duur van één maand afgegeven en daarin bevolen dat eenieder die in de woning verblijft deze onmiddellijk moet verlaten, dat de woning zichtbaar gesloten moet blijven en dat deze niet mag worden betreden. Eiseres heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek voor een voorlopige voorziening is bij uitspraak van 13 december 2022 afgewezen. [1] Het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het beroep van eiseres

3. Eiseres voert aan dat de burgemeester de woning in redelijkheid niet heeft mogen sluiten. Volgens eiseres bestond er geen ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. In de bestuurlijke rapportage is ten onrechte een verband gelegd tussen andere aanslagen in Nederland, die veelal verband houden met drugshandel en witwassen, en de incidenten in het wooncomplex (waarin de woning zich bevindt). Om die reden bestaat volgens eiseres ook geen verband met de twee andere bewoners van de woning, omdat die personen geen antecedenten hebben op het gebied van drugshandel en witwassen. De politie lijkt ook geen rekening te hebben gehouden met het mogelijke scenario van een vergissing. Het is niet aannemelijk dat er een derde vuurwerkbom zou worden achtergelaten, dus volgens eiseres is er geen gerede kans op herhaling.
Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat ook minder verstrekkende middelen voorhanden waren om herhaling te voorkomen, zoals meer frequente en zichtbare surveillance door de politie, het ophangen van (zichtbare) camera’s of het doen alsof de woning was gesloten (een nepsluiting).
De sluiting van de woning is ook disproportioneel, gelet op de medische en financiële situatie van eiseres. Daar komt bij dat eiseres al sinds 1998 gebruik maakt van de woning en zich voor en na 23 en 29 november 2022 geen incidenten hebben voorgedaan. Eiseres verblijft ook in de woning met een minderjarige die aan haar zorg is toevertrouwd. Verder willen omwonenden niet dat eiseres de woning verlaat, zo blijkt uit de door eiseres overgelegde verklaringen. Naar aanleiding van deze sluiting is de verhuurder ook een procedure gestart om de huurovereenkomst van eiseres te laten ontbinden. Eiseres kan geen persoonlijk verwijt worden gemaakt, omdat het volstrekt onaannemelijk is dat de daders het op haar gemunt hadden. Gelet op alle omstandigheden is het bestreden besluit onevenredig.

Beoordeling door de rechtbank

4. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank overweegt dat het criterium “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” erop duidt dat aan de burgemeester beoordelingsruimte toekomt. [2] De rechtbank moet beoordelen of de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat deze ernstige vrees bestond op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde. Daarbij moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment tot zijn beschikking had.
6. De rechtbank constateert dat de burgemeester zich heeft gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 29 november 2022. Uit die bestuurlijke rapportage volgt dat in één week tijd tot twee maal toe een explosief is geplaatst bij de voordeur van de woning en dat bij de tweede keer het explosief tot ontploffing is gekomen. De politie heeft geconcludeerd dat het aannemelijk is dat opzettelijk en gericht aanslagen zijn gepleegd en dat de kans op herhaling aanzienlijk is. De door eiseres niet nader onderbouwde stelling dat mogelijk sprake is geweest van een vergissing,1 neemt die dreiging op herhaling niet weg. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat bij twee andere bewoners van de woning, te weten [persoon C] en [persoon D] , sprake is van antecedenten en/of politieregistraties. Hoewel niet onomstotelijk vastgesteld, zo staat ook in de bestuurlijke rapportage, bestaat bij de politie het vermoeden dat de aanslagen gericht zijn op deze [persoon C] en/of [persoon D] . Zo is deze [persoon D] onlangs als verdachte aangehouden geweest ter zake van betrokkenheid bij bedreiging, zijnde een aanslag op een pand. Gelet op alle overwegingen in de bestuurlijke rapportage over de twee incidenten en het genoemde vermoeden, volgt de rechtbank het betoog van eiseres dat geen sprake is van een (mogelijk) verband met andere aanslagen en/of de genoemde personen, niet. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden.
7. Bij een woningsluiting wordt de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid van de Grondwet, beperkt. Daar staat tegenover dat de Staat op basis van artikel 2, eerste lid van het EVRM [3] (onder andere) een positieve verplichting heeft om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. [4] Om gevolg te geven aan deze verplichting, is het aanvaardbaar dat daarbij gebruik wordt gemaakt van de noodbevelsbevoegdheid van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet, ook als daarbij het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt beperkt. Hierbij geldt dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit moet voldoen.
8. De burgemeester dient voorafgaand aan het geven van een noodbevel te beoordelen of wellicht minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Uit een e-mail van de politie en de toelichting namens de burgemeester tijdens de zitting volgt dat de politie na het eerste incident op 23 november 2022 extra surveillance heeft ingezet: de politie is meerdere malen per dag door de straat van de woning gereden. Tijdens deze extra surveillance is geen afwijkend straatbeeld waargenomen. Ook heeft er 24 uur per dag cameratoezicht plaatsgevonden door middel van vaste camera’s, waaronder een camera op de [straatnaam] . Ondanks deze voorzorgsmaatregelen heeft op 29 november 2022 toch een tweede incident plaatsgevonden, waarbij alsnog een explosief is afgegaan. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op het moment van het afgeven van het noodbevel geen minder verstrekkende middelen voorhanden waren. Aan het subsidiariteitsbeginsel is dus voldaan.
9. Bij de beantwoording van de vraag of het noodbevel in de gegeven omstandigheden ook proportioneel was, geldt dat enerzijds rekening moet worden gehouden met de aard en de ernst van de vrees voor een noodsituatie (waarvoor het noodbevel is gegeven) en anderzijds met de aard en de ernst van de beperking van grondrechten, zoals in dit geval het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in de gegeven omstandigheden het algemeen belang (en de belangen van omwonenden) zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen die eiseres naar voren heeft gebracht. De rechtbank begrijpt dat de sluiting van de woning voor eiseres erg ingrijpend is geweest, stress heeft opgeleverd en vervelende consequenties heeft gehad. De sluiting van de woning is echter bedoeld als maatregel gericht aan het pand (een zogenaamde pandmaatregel) en heeft niet tot doel eiseres te bestraffen. Ten tijde van de sluiting was sprake van een gerede kans op herhaling. De omstandigheid dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt, maakt de kans op herhaling niet minder. Eiseres heeft gedurende de maand dat zij niet in haar woning mocht komen bij familie en vrienden kunnen verblijven. Het gezinsleven kon daarmee worden voortgezet. Daar komt bij dat tijdens de zitting is gebleken dat de procedure van de verhuurder niet heeft geleid tot ontbinding van de huurovereenkomst, eiseres mag dus in de woning blijven wonen. De sluiting heeft dus niet tot gevolg dat eiseres mogelijk haar woning zou moeten verlaten, iets wat de andere omwonenden ook niet wilden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet disproportioneel is en dat ook overigens niet is gebleken van onevenredige gevolgen voor eiseres.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Artikel 2. Recht op leven
1. Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet.
2. De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is:
a. ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld;
b. teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen;
c. teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken.

Grondwet

Artikel 10

1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

Gemeentewet

Artikel 175

1. In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
2. De burgemeester laat tot maatregelen van geweld niet overgaan dan na het doen van de nodige waarschuwing.

Voetnoten

1.Zaaknummer ROT 22/5789.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2838.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Zie voetnoot 2.