In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2024 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [eiser1], vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van den Brink, en de Gemeente Molenlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.D. Niederer. De zaak betreft een schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatige toezegging door de Gemeente, die in 2010 had beloofd dat bepaalde percelen een woonbestemming zouden krijgen. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 15 februari 2023 vastgesteld dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die [eiser1] heeft geleden door de vertraging in de wijziging van het bestemmingsplan, dat pas in 2018 is gewijzigd. In het eindvonnis heeft de rechtbank de schade van [eiser1] beoordeeld, waarbij de wettelijke rente over de periode van 26 maart 2013 tot en met 20 maart 2018 is toegewezen. De rechtbank heeft ook de vordering van [eiser1] tot vergoeding van vertragingsschade en andere kosten beoordeeld. De Gemeente heeft verweer gevoerd, onder andere op basis van eigen schuld en voordeelstoerekening, maar de rechtbank heeft deze verweren afgewezen. Uiteindelijk is de Gemeente veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 119.003,96 aan [eiser1], inclusief proceskosten van € 9.151,98. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.