ECLI:NL:RBROT:2024:240

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/10/671615 / JE RK 24-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 januari 2024, wordt de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01] besproken. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzoekt om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin voor de duur van twee maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de vader, de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. Tijdens de zitting is de situatie van [minderjarige01] besproken, die thuis problemen ervaart en zich buitengesloten voelt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 april 2024, onder bepaalde voorwaarden die zijn besproken en ondertekend door alle betrokkenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het aan de GI is om te beoordelen of verdere plaatsing in een pleeggezin nodig is, afhankelijk van de naleving van de voorwaarden door [minderjarige01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/671615 / JE RK 24-21
Datum uitspraak: 15 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2009 in [plaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
[naam02],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. T. Arkesteijn te Nieuwerkerk aan den IJssel.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 januari 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam03] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige01] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige01] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2.
[minderjarige01] woont bij zijn vader.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin te verlenen voor de duur van twee maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek verduidelijkt in die zin dat de GI verzoekt om een machtiging uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin en heeft het verzoek als volgt nader toegelicht. In de afgelopen periode is de situatie thuis meermalen geëscaleerd. [minderjarige01] worstelt met zichzelf, voelt zich thuis buitengesloten en laat wegloopgedrag zien. De GI is op zoek naar intensieve hulp voor [minderjarige01] en het gezin en individuele therapie voor [minderjarige01] . Als die hulp van de grond komt kan [minderjarige01] mogelijk weer terug naar vader.
Desgevraagd is aangegeven dat de GI ervoor open staat om [minderjarige01] een kans te geven om te laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden en daarmee terug kan naar zijn vader. De GI zal dan de machtiging uithuisplaatsing niet uitvoeren, indien deze wordt verleend.
4.2.
Namens en door de vader is ter zitting verklaard dat de vader wil dat [minderjarige01] naar huis komt en dat de regels waaraan [minderjarige01] zich moet houden schriftelijk worden vastgelegd.
4.3.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij er moeite mee heeft als [minderjarige01] onder voorwaarden weer bij de vader wordt teruggeplaatst. [minderjarige01] heeft eerst hulp voor zijn problemen nodig. Desgevraagd heeft de moeder zich bereid verklaard om [minderjarige01] onder voorwaarden weer bij de vader te laten gaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is immers gebleken dat de afgelopen weken meerdere (fysieke) escalaties tussen [minderjarige01] , zijn vader en zijn broer [naam04] hebben plaatsgevonden. Daarom is [minderjarige01] met een spoedmachtiging bij zijn oom in Limburg geplaatst. Op deze plek heeft [minderjarige01] echter nog geen dagbesteding en hulpverlening. [minderjarige01] heeft verteld dat hij op 15 januari 2024 voor de zitting naar school is geweest, dat hij in Vlaardingen een bijbaan heeft gevonden en dat hij naar huis wil. Gelet op dit alles en de wens van de vader heeft de kinderrechter in samenspraak met [minderjarige01] en alle betrokkenen [minderjarige01] de kans gegeven om onder voorwaarden terug te gaan naar zijn vader. Deze voorwaarden zijn door [minderjarige01] en alle betrokkenen tijdens de zitting besproken en ondertekend en worden aan deze beschikking gehecht.
Als [minderjarige01] zich niet of niet goed genoeg aan deze voorwaarden houdt kan de GI hem alsnog in een (netwerk-)pleeggezin plaatsen op grond van de thans verleende machtiging. Het is aan de GI om te beoordelen of dat nodig is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin tot 3 april 2024 onder de opschortende voorwaarden, zoals deze zijn beschreven in en gehecht aan deze beschikking;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 18 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.