Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam eiseres], eiseres, en de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder, onder zaaknummer ROT 23/6804. Eiseres had een verzoek ingediend voor een integrale herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn voor dit verzoek op 2 september 2023 was verstreken, en dat verweerder niet tijdig had beslist. Eiseres had verweerder in gebreke gesteld, maar er was geen besluit genomen. Hierdoor werd het beroep van eiseres gegrond verklaard.
De rechtbank stelde de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat verweerder geen dwangsombeschikking had afgegeven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bijzonder geval, gezien de omvang van de hersteloperatie toeslagen. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging bekend te maken en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze een besluit over (aanvullende) compensatie te nemen. De rechtbank bepaalde dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- en de proceskosten van € 437,50. De rechtbank oordeelde dat de zaak van licht gewicht was, omdat het enkel ging om de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.