ECLI:NL:RBROT:2024:3916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/7212
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek op basis van twijfels over identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een naturalisatieverzoek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben, had op 16 juni 2022 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De Staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen op 6 juni 2023, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 20 september 2023 gehandhaafd. De afwijzing was gebaseerd op gerede twijfels over de identiteit en nationaliteit van eiser, voortkomend uit een taalanalyse die aantoont dat eiser niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoert dat de taalanalyse verouderd is en dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om bewijsstukken uit Sierra Leone in te dienen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de taalanalyse een gegronde reden vormt voor de twijfels over de identiteit van eiser. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek tot naturalisatie terecht is, maar vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat eiser onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om documenten in te dienen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter in stand, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij actie heeft ondernomen om de benodigde documenten te verkrijgen.

De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7212

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris),

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 6 juni 2023 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris het verzoek tot naturalisatie van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 september 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiser heeft onder de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov) een verblijfsvergunning gekregen. Op 16 juni 2022 heeft eiser een verzoek tot naturalisatie ingediend.
2.2.
Bij het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft de staatssecretaris het verzoek van eiser tot naturalisatie afgewezen. De staatssecretaris heeft daaraan ten grondslag gelegd dat gerede twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiser. Uit het rapport taalanalyse van 23 februari 2007 van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) volgt namelijk dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Sierra Leone. Zo spreekt eiser Madingo met enkele Franse leenwoorden, zoals dat gangbaar is in Guinee. Eiser heeft geen contra-expertise laten uitvoeren en heeft zijn identiteit en nationaliteit niet met documenten aangetoond. Gelet hierop heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat twijfel bestaat over de identiteit en de nationaliteit van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht het verzoek tot naturalisatie van eiser heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Standpunt eiser
4. Volgens eiser stelt de staatssecretaris ten onrechte dat er gerede twijfel bestaat over zijn identiteit en nationaliteit. De staatssecretaris mag het oordeel niet op de taalanalyse baseren, omdat deze analyse in 2007 is uitgevoerd. Deze is dus niet meer actueel en onbruikbaar als bewijs. Eiser is ook niet in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt te onderbouwen door indiening van aktes uit Sierra Leone. Tijdens de zitting heeft eiser ook de deskundigheid van de opsteller van deze taalanalyse ter discussie gesteld en opgemerkt dat niet duidelijk is welke medewerker van TOELT op 44 april 2023 (de rechtbank begrijpt: 24 april 2023) heeft gereageerd op het commentaar van eiser op die taalanalyse. Tot slot voert eiser tijdens de zitting nog aan dat de hoorplicht is geschonden.
Goede procesorde
5. De staatssecretaris heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat hij zich niet heeft kunnen voorbereiden op de ter zitting naar voren gebrachte beroepsgronden van eiser met betrekking tot de deskundigheid van de betrokken medewerkers van TOELT en de hoorplicht, zodat hij daar ook niet adequaat op kan reageren. De rechtbank overweegt dat de goede procesorde erop is gericht dat partijen en de rechtbank op tijd op de hoogte zijn van de standpunten van partijen, zich daarop kunnen voorbereiden en over en weer kunnen reageren. Dit brengt mee dat van partijen mag worden verwacht dat zij tijdig standpunten aanvoeren en stukken aanleveren. De rechtbank ziet niet in waarom eiser niet eerder dan op de zitting bovengenoemde beroepsgronden heeft kunnen aanvoeren. De omstandigheid dat deze zaak is overgenomen door de huidige gemachtigde maakt dit niet anders, zij staat eiser inmiddels immers al een aantal maanden bij. De staatssecretaris is dan ook belemmerd geweest om adequaat te reageren op deze beroepsgronden. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze beroepsgronden in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde en buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Juridisch kader
6.1.
Op grond van de artikelen 7 en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en artikel 31 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN) kan de staatssecretaris van de verzoeker tot naturalisatie verlangen dat hij zijn identiteit en nationaliteit bewijst met gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] is de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en is het in de naturalisatieprocedure aan de staatssecretaris om te beoordelen of de verzoeker met de door hem overgelegde documenten zijn identiteit en nationaliteit heeft aangetoond.
6.2.
Ten aanzien van Ranov-vergunninghouders, zoals in het geval van eiser, geldt sinds 1 november 2021 dat zij zijn vrijgesteld van het documentvereiste. [2] Hierbij blijft echter wel het uitgangspunt dat gerede twijfel aan de gestelde identiteit of nationaliteit, bijvoorbeeld naar aanleiding van een taalanalyse of een leeftijdsonderzoek, een reden kan zijn voor afwijzing, ook als iemand is vrijgesteld van het documentvereiste (zie de toelichting op artikel 7, paragraaf 3.5.1. van de Handleiding). De bewijslast voor het bestaan van die gegronde reden voor twijfel rust op de staatssecretaris. Daarbij kan de staatssecretaris zich baseren op alle gegevens die over eiser beschikbaar zijn.
6.3.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [3] volgt dat een rapport van TOELT een deskundigenadvies is aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris mag op het advies van TOELT afgaan, nadat hij is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag de staatssecretaris niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt de staatssecretaris de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd. [4]
Inhoudelijke beoordeling
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het rapport taalanalyse van TOELT een gegronde reden vormt om te twijfelen aan de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit. De rechtbank ziet geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De stelling van eiser dat het rapport niet langer actueel zou zijn, wat daar ook van zij, laat onverlet dat er geen aanwijzingen zijn dat het advies onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom het tijdsverloop de betrouwbaarheid van de taalanalyse zou beïnvloeden. Bovendien heeft de staatssecretaris in het kader van zijn vergewisplicht TOELT om een reactie gevraagd naar aanleiding van de door eiser geplaatste kanttekeningen bij het rapport. Uit de reactie van TOELT van 24 april 2023 volgt dat er geen aanleiding bestaat om op basis van het namens eiser gegeven commentaar het eerdere rapport te herzien. De medewerker van TOELT herhaalt dat eiser geen actieve kennis van het Krio heeft en dat zijn vastgestelde talenkennis (alleen Malinké) hem derhalve eenduidig niet in Sierra Leone plaatst. Eiser heeft ook geen contra-expertise overgelegd op grond waarvan aan de conclusie van TOELT getwijfeld zou moeten worden.
8.1.
Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de grond dat hij niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om aktes uit Sierra Leone in te dienen zo moet worden begrepen dat de staatssecretaris ten onrechte op 3 april 2023 zijn verzoek om uitstel voor dit indienen van aktes heeft afgewezen. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen omdat het overleggen van Sierra Leoonse documenten, gelet op het rapport taalanalyse, de twijfel over eisers identiteit en nationaliteit niet zal opheffen. Alleen met een deskundigenrapport, zoals een rapport van contra-expertise, kan de uitkomst van de taalanalyse worden weerlegd.
8.2.
De staatssecretaris heeft tijdens de zitting erkend dat de reden voor het afwijzen van het verzoek om uitstel zoals weergegeven in de brief van 3 april 2023 niet juist is en het niet verlenen van uitstel hiervoor niet de schoonheidsprijs verdient. Toch zou dit volgens de staatssecretaris (primair) niet tot een gegrond beroep moeten leiden. Gelet op de correspondentie lijkt de vorige gemachtigde van eiser immers ook na de brief van 3 april 2023 het belang van het indienen van een paspoort en een geboorteakte te hebben ingezien.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht stelt dat hij naar aanleiding van de brief van 3 april 2023 van de staatssecretaris onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om alsnog Sierra Leoonse documenten, zoals een paspoort of een geboorteakte, in te dienen. De staatssecretaris heeft hierdoor in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, nu partijen zich over en weer hebben kunnen uitlaten over de brief. Niet is gebleken dat eiser als gevolg van de brief van de staatssecretaris van 3 april 2023 geen actie meer heeft ondernomen om Sierra Leoonse documenten in bezit te krijgen. In dit verband wijst de rechtbank op de brief van 13 april 2023 van de vorige gemachtigde van eiser, waaruit blijkt dat alsnog contact opgenomen zal worden met de Sierra Leoonse autoriteiten. Daarbij heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit opgenomen dat het eiser vrij stond documenten op te vragen en in te brengen. Voor zover de brief van 3 april 2023 het gevolg heeft gehad dat eiser geen inspanning meer heeft geleverd om Sierra Leoonse documenten in zijn bezit te krijgen, constateert de rechtbank dat eiser ook in de maanden na het bestreden besluit geen identificerende documenten heeft overgelegd of nogmaals om uitstel voor het aanleveren van documenten heeft gevraagd. Het is in beginsel aan eiser om zijn aanvraag te onderbouwen met documenten.
9. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris het verzoek tot naturalisatie terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand worden gelaten.
11. Omdat het beroep gegrond is, dient de staatssecretaris aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Verder veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1461.
2.Zie Kamerstukken II 2020/21, 19637, 2757 en de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566.