In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 januari 2024, is een verzoek behandeld van een man en een vrouw, die de ouders zijn van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man verzoekt om gezamenlijk gezag over de kinderen en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te vestigen. De vrouw, die in het verleden te maken heeft gehad met ernstige gezondheidsproblemen, heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard zich niet te verzetten tegen het verzoek voor gezamenlijk gezag. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt toegewezen, omdat dit in het belang van de minderjarigen is en niet is weersproken door de vrouw.
Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, oordeelt de rechtbank dat de kinderen, die sinds april 2023 bij de man wonen, ook in de toekomst bij hem moeten blijven wonen. De vrouw heeft verzocht om de jongste minderjarige per januari 2024 weer bij haar te laten wonen, maar de rechtbank is van mening dat een terugkeer naar de vrouw zorgvuldig moet worden begeleid, gezien haar medische situatie en de kwetsbaarheid van de kinderen. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen.
Daarnaast heeft de man verzocht om een zorgregeling vast te stellen, waarbij de minderjarigen in de even weekenden bij de vrouw verblijven. De rechtbank legt deze regeling vast, waarbij de kinderen elke vrijdag om 17:00 uur bij de vrouw zijn en op zaterdag om 20:00 uur weer terug naar de man gaan. De rechtbank beslist dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.