ECLI:NL:RBROT:2024:4316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
C/10/671455 / KG ZA 24-7
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering omgangsregeling en vaststellen contactregeling middels videobellen met minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 14 februari 2024 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een man en een vrouw, die de ouders zijn van een minderjarige. De man vorderde een regeling voor het uitoefenen van zijn omgangsrecht met de minderjarige, die geboren is in 2021. De vrouw, die het ouderlijk gezag heeft, voerde verweer tegen deze vordering. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, werd ook de raad voor de kinderbescherming vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen partijen eind 2023 hectisch was, met betrokkenheid van Veilig Thuis en Arosa. De man heeft momenteel verplicht reclasseringscontact en start binnenkort met een agressieregulatietraject. Er zijn veiligheidsafspraken gemaakt en de communicatie tussen partijen moet via hulpverlening worden hersteld. De rechtbank heeft een voorlopige contactregeling vastgesteld, waarbij de man iedere dinsdag om 18:00 uur videobelt met de minderjarige. Tevens zijn partijen verwezen naar een hulpverleningstraject voor ouderschapsbemiddeling met omgangsbegeleiding.

De voorzieningenrechter heeft de vordering tot vaststelling van een informatieregeling afgewezen, omdat de man tijdens het hulpverleningstraject voldoende informatie over de minderjarige zal ontvangen. De rechtbank heeft ook de raad voor de kinderbescherming verzocht om een eindverslag in te dienen na afloop van het hulpverleningstraject, en heeft de procedure verder gespecificeerd voor het geval het traject niet succesvol is. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/671455 / KG ZA 24-7
Vonnis in kort geding van 14 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1], eiser,
advocaat mr. M. Nentjes te Rotterdam tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2], gedaagde,
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 januari 2024. Daarbij zijn verschenen:
de man, bijgestaan door zijn advocaat; de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam].

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats].
2.2.
De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De man heeft de minderjarige erkend.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert - samengevat - vaststelling van een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) alsmede vaststelling van een informatieregeling.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het einde van de relatie begin 2023 tussen partijen was hectisch. Er is bemoeienis geweest van Veilig Thuis en Arosa. De man heeft momenteel verplicht reclasseringscontact
• en start op heel korte termijn met een agressieregulatietraject. Partijen wonen niet ver van elkaar, er zijn veiligheidsafspraken gemaakt en de laatste maanden is de rust teruggekeerd. Er is geen enkel contact tussen partijen en de minderjarige heeft de man al maanden niet meer gezien. De communicatie en in het verlengde daarvan het onderlinge vertrouwen moet via hulpverlening worden hersteld. De man heeft toegezegd dat hij de vrouw met stukken zal informeren over het reclasseringstraject dat hij volgt. Bij de minderjarige moet zo snel mogelijk het contact met vader worden hersteld.
Na bespreking van het bovenstaande zijn partijen tijdens de mondelinge behandeling een voorlopige contactregeling overeengekomen. De voorzieningenrechter zal deze regeling opnemen in dit vonnis en het meer of anders gevorderde afwijzen.
4.2.
Daarnaast hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling met omgamgsbegeleiding. De voorzieningenrechter bepaalt dat partijen deelnemen aan dit hulpverleningstraject, zoals genoemd in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De voorzieningenrechter zal ook dit vonnis versturen naar het routeringspunt.
4.3.
De voorzieningenrechter verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, het eindverslag over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen in de bodemprocedure met zaaknummer/rekestnummer C/10/673573 / FA RK 24-1092 op de hierna genoemde manier.
4.4.
Als het hulpverleningstraject is beëindigd, zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag versturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt zal zorgdragen voor verzending van dit eindverslag aan de rechtbank onder vermelding van het zaaknummer/rekestnummer C/10/673573 /FA RK 24-1092 van de bodemprocedure. De rechtbank zal, als het hulpverleningstraject is geslaagd, partijen en hun advocaten in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank aan hoe er in de bodem verder geprocedeerd zal worden.
4.5.
Als het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd of de doelen niet (geheel) zijn behaald, zal het routeringspunt het eindverslag ook sturen aan de raad. De raad zal aan de hand van het eindverslag van de hulpverleningsinstantie bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht. De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van het eindverslag de rechtbank te infonneren of een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
4.6.
Een raadsonderzoek blijft achterwege als de rechter meent voldoende ingelicht te zijn om een eindbeschikking te geven. De rechtbank zal de raad hierover berichten binnen uiterlijk een week nadat de raad de rechtbank heeft geïnfonneerd over de noodzakelijkheid van een raadsonderzoek. De rechtbank bericht de raad slechts als zij geen raadsonderzoek nodig acht.
4.7.
Als de rechtbank met de raad een onderzoek noodzakelijk acht, geldt dit vonnis als een voorwaardelijke opdracht aan de raad om onderzoek te verrichten. De raad wordt verzocht dit onderzoek te verrichten en daarvan bij de rechtbank, uiterlijk binnen vier maanden, een raadsrapport in te dienen. In dat geval volgt dus een aanhouding van de zaak.
4.8.
Gelet op het vorenstaande wordt de raad voorwaardelijk verzocht om, als het eindverslag van de hulpverleningsinstantie daartoe aanleiding geeft, aan de rechtbank advies uit te brengen ter beantwoording van de volgende vragen:
Welke omgangsregeling komt het meest tegemoet aan het belang van de minderjarige?
Hoe moet de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven worden?
Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in het advies te vermelden?
4.9.
Na ontvangst van het raadsrapport zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en zich uit te laten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
4.10.
Gezien het voorgaande wijst de voorzieningenrechter de vordering tot vaststelling van een informatieregeling af, omdat de man tijdens het traject voldoende informatie over de minderjarige zal krijgen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de omgang hebben getroffen, te weten: de man zal iedere dinsdag om 18:00 uur videobellen met de minderjarige;
5.2.
stelt vast dat partijen, te weten: [eiser],
wonende te [plaatsnaam],
en
[gedaagde],
wonende te [adres 1];
bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding en dat het routeringspunt zorgdraagt voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
5.3.
bepaalt dat partijen met behulp van dit hulpverleningstraject zullen bewerkstelligen dat de het contact tussen de man en de minderjarige wordt hersteld en dat zij afspraken zullen maken aan de hand waarvan de minderjarige onbelast omgang kan hebben met de man;
5.4.
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van dit vonnis te zenden naar:
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
t.a.v. het routeringspunt
[adres 2] e-mailadres: [e-mailadres];
5.5.
bepaalt dat het routeringspunt het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt onder vermelding van het zaaknummer/rekestnummer C/10/673573 / FA RK 24-1092 van de bodemprocedure en daarvan gelijktijdig een kopie aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, als het hulpverleningstraject niet of deels is geslaagd;
5.6.
beveelt de griffier na ontvangst van het eindverslag een kopie daarvan aan beide partijen en hun advocaten te versturen;
5.7.
verzoekt partijen, na ontvangst van het eindverslag van een geslaagd hulpverleningstraject, binnen een termijn van twee weken schriftelijk hierop te reageren;
5.8.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming bij een geheel of gedeeltelijk niet geslaagd hulpverleningstraject:
- te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen;
- de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren; en
- als dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel; en
- daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen onder vermelding van het zaaknummer/rekestnummer
Cl10/673573 / FA RK 24-1092, met dien verstande dat de rechtbank kan beslissen, mits voldoende ingelicht, om zonder hiervoor genoemd raadsonderzoek een eindbeschikking te geven;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.