Uitspraak
Cl10/668561 / KG ZA 23-999
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 14 februari 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de vrouw, de eiseres, om de onbegeleide contacten van de minderjarige met de man, de gedaagde, op te schorten en een bijzondere curator te benoemen. De vrouw stelt dat de minderjarige zich niet veilig voelt bij de man en dat de omgang onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de minderjarige is. De man voert verweer en stelt dat het gedrag van de minderjarige voortkomt uit de slechte verstandhouding tussen hem en de vrouw. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de GI twijfelt aan de noodzaak van een bijzondere curator en pleit voor speltherapie, terwijl de Raad van mening is dat ouders zelf aan de slag moeten om de situatie te verbeteren.
De voorzieningenrechter overweegt dat de minderjarige in een kwetsbare positie verkeert en dat de ondertoezichtstelling is verlengd. De man heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de door de GI geadviseerde trajecten, wat door de voorzieningenrechter als positief wordt gezien. Er is een tijdelijke zorgregeling getroffen tussen de partijen, waarbij de minderjarige onder begeleiding van de moeder van de man zal zijn. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot opschorting van de contacten af, evenals de vordering tot benoeming van een bijzondere curator, omdat de ondertoezichtstelling is verlengd en er geen belang meer is bij de benoeming van een curator. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de voorzieningenrechter heeft de regeling voor de omgang tussen de man en de minderjarige vastgelegd, met specifieke afspraken over de ophaal- en terugbrengmomenten.