ECLI:NL:RBROT:2024:4396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/10/665952 / FA RK 23-6929
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van zorgregeling met dwangsom voor niet-verzorgende ouder

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 januari 2024, wordt een wijziging van de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarigen vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A. Smits, verzoekt om een wijziging van de zorgregeling die eerder was vastgesteld in een beschikking van 18 mei 2021. De man, die niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling, heeft het verzoek van de vrouw niet weersproken. De rechtbank oordeelt dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland ligt, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op het verzoek tot wijziging van de zorgregeling.

De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw toe, omdat deze niet zijn weersproken en het belang van de minderjarigen niet in het geding is. De nieuwe zorgregeling houdt in dat de minderjarigen om de 14 dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de man verblijven, waarbij de man verantwoordelijk is voor het vervoer naar sportactiviteiten. Tevens wordt een dwangsom van € 250,- opgelegd voor iedere keer dat de man de zorgregeling niet naleeft, tot een maximum van € 10.000,-. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/665952 / FA RK 23-6929
Beschikking van 31 januari 2024 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 september 2023;
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 17 januari 2024.
Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
De oudste minderjarige is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Deze minderjarige heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 5 september 2011 met elkaar gehuwd.
2.2.
Het huwelijk van partijen is op 8 januari 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 6 augustus 2019 in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] .
2.4.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 6 augustus 2019 is vastgesteld dat de minderjarigen in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zullen zijn als volgt:
de vrouw zet de minderjarigen op woensdagmiddag na schooltijd af bij de man en haalt de minderjarigen om 19.00 uur weer op bij de man. Daarnaast zullen de minderjarigen eenmaal per maand bij de moeder van de man overnachten, waarbij de man aanwezig zal zijn.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 mei 2021 is opgenomen de onderlinge regeling die partijen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken hebben getroffen, te weten:
met ingang van 24 april 2021 verblijven de minderjarigen om het weekend vanaf zaterdag
18:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man, waarbij
  • tot 1 september 2021 de minderjarigen door (een familielid van) de man worden opgehaald en teruggebracht naar de vrouw en
  • met ingang van 1 september 2021 de minderjarigen door de vrouw naar de moeder van de man worden gebracht en door (een familielid van) de man worden terugbracht naar de vrouw
en waarbij partijen tijdens de overdracht geen contact hebben met elkaar,
2.6.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.7.
Partijen hebben zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De vrouw verzoekt wijziging van de beschikking van 18 mei 2021 in die zin, dat de daarin opgenomen zorgregeling wordt gewijzigd zoals door de vrouw omschreven, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
3.1.2.
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van Brussel II-ter bevoegd naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
3.1.3.
De man is in de procedure niet verschenen en heeft het verzoek van de vrouw niet weersproken.
3.1.4.
De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw toe, omdat die verzoeken niet zijn weersproken en niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich tegen de verzochte regelingen verzet. Daarbij worden die delen van de verzoeken, die door de vrouw ter zitting zijn verminderd of ingetrokken, door de rechtbank afgewezen.
3.1.5.
De rechtbank wijst de man erop dat een correct naleven van de nu vast te stellen zorgregeling in het belang van de minderjarigen is en dat een eenzijdig afwijken van de regeling met die belangen in strijd komt. De man dient ervoor te zorgen dat de minderjarigen aan hun activiteiten – zoals bijvoorbeeld de trainingen voor en deelname aan sportwedstrijden – gedurende de tijd dat zij bij de man zijn kunnen deelnemen. De ouder bij wie de minderjarigen op een bepaald moment verblijft is verantwoordelijk dat de afspraken en verplichtingen van minderjarigen worden nagekomen. Die verantwoordelijkheid kan en mag de man niet afwentelen op de vrouw. Een zorgregeling brengt niet alleen rechten maar ook plichten met zich mee.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt. Voor een kostenveroordeling van de man is nu geen aanleiding, te meer niet omdat niet kan worden vastgesteld dat de man in de uitvoering van de zorgregeling tot nu toe verwijtbaar te kort schiet en de vrouw nodeloos tot procederen dwingt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2021 in die zin dat de in die beschikking opgenomen regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld als volgt:
 de minderjarigen verblijven om de 14 dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondag 20.00 uur bij de man waarbij de man de minderjarigen op vrijdag bij ieders school ophaalt en de man de minderjarigen op zondag om 20.00 uur bij de vrouw terugbrengt;
 gedurende de tijd dat de minderjarigen bij de man zijn, zal hij de minderjarigen ook naar alle sportactiviteiten brengen en weer ophalen;
 zowel in de voorjaarsvakantie als in de herfstvakantie verblijven de minderjarigen bij de man als volgt:
  • wanneer het reguliere omgangsweekend in het eerste weekend van die vakantie zou plaatsvinden: van vrijdag uit school tot woensdag 12.00 uur bij de man en
  • wanneer het reguliere omgangsweekend in het tweede weekend van de vakantie zou plaatsvinden: vanaf woensdag 12.00 uur tot maandag naar school bij de man;
 in de meivakantie verblijven de minderjarigen gedurende de eerste week bij de man en wel als volgt:
  • wanneer het reguliere omgangsweekend in het eerste weekend van de meivakantie zou plaatsvinden is dat vanaf vrijdag uit school tot vrijdag de week daarop tot 15.00 uur;
  • wanneer het reguliere omgangsweekend in het tweede weekend van de meivakantie valt dan vanaf vrijdag 15.00 uur tot de maandag de week erop naar school;
 in de zomervakantie verblijven de minderjarigen de eerste twee weken bij de man, vervolgens een week bij de vrouw, daarna nog twee weken bij de man en de laatste week bij de vrouw, waarbij de wisselmomenten telkens zijn op vrijdag 15.00 uur;
  • in de kerstvakantie verblijven de minderjarigen gedurende de eerste week bij de vrouw en in de tweede week bij de man;
  • op tweede Paasdag en op tweede Pinksterdag blijven de minderjarigen bij de ouder waar zij gedurende eerste Paasdag respectievelijk tweede Paasdag zijn volgens de reguliere weekendregeling;
 op Goede Vrijdag gaan de minderjarigen naar de ouder bij wie ze in het daaropvolgende weekend zullen zijn volgens de reguliere weekendregeling;
 tijdens het Suiker- en Offerfeest verblijven de minderjarigen tot 15:00 uur bij de vrouw, waarna de vrouw de minderjarigen bij de man zal brengen, die hen op zijn beurt om 22:00 uur weer bij de vrouw zal terugbrengen;
4.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat hij de onder 4.1 genoemde zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van
€ 10.000,- is bereikt;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.A. Faaij, griffier, op 31 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.