In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 maart 2024, wordt vervangende toestemming verleend aan de man voor de erkenning van zijn niet erkende minderjarige kind, [minderjarige 2]. De rechtbank overweegt dat de man de verwekker is van [minderjarige 2] en dat er geen bewijs is dat de erkenning de evenwichtige ontwikkeling van het kind in gevaar zou brengen. De vrouw, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft verzet aangetekend tegen de erkenning, maar de rechtbank oordeelt dat haar belangen niet zwaarder wegen dan die van de man en het kind. De rechtbank wijst ook op het belang van statusvoorlichting voor [minderjarige 2], die nog niet heeft plaatsgevonden, maar dit staat de erkenning niet in de weg.
Daarnaast heeft de man verzocht om wijziging van de omgangsregeling met zijn oudste minderjarige, [minderjarige 1], en om een omgangsregeling met [minderjarige 2] vast te stellen. De rechtbank wijst het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling met [minderjarige 1] af, omdat de minderjarige heeft aangegeven geen contact te willen met haar vader, die momenteel in detentie zit. De rechtbank oordeelt dat een omgangsregeling met [minderjarige 2] ook niet kan worden vastgesteld, omdat er eerst statusvoorlichting moet plaatsvinden. De rechtbank stelt een informatieregeling vast, waarbij de vrouw de man tweemaal per jaar op de hoogte moet stellen van belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige 1]. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.