ECLI:NL:RBROT:2024:560
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen brief Minister van Financiën betreffende FSV-registratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Minister van Financiën beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Minister van 17 maart 2023, waarin werd medegedeeld dat hij geen recht had op een financiële tegemoetkoming vanwege zijn registratie in de FSV van de Belastingdienst. De Minister verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn. De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de Minister aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de brief van 17 maart 2023 geen rechtsgevolg heeft en dus niet als een Awb-besluit kan worden aangemerkt. De Minister heeft aangegeven dat er gewerkt wordt aan een regeling voor mensen die nadelige gevolgen ondervinden van hun FSV-registratie. De rechtbank concludeert dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor de mededeling in de brief en dat er geen verzoek om schadevergoeding is ingediend. Daarom is er geen aanleiding om het beroep om te zetten in een verzoek tot schadevergoeding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.