ECLI:NL:RBROT:2024:633
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 oktober 2022 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak aan het adres [adres 1] vastgesteld op € 323.000,- per 1 januari 2021, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks de bezwaren van de heffingsambtenaar over de geldigheid van de volmacht. De rechtbank stelt vast dat de volmacht van eiseres aan [naam 1] het recht van substitutie bevatte, waardoor de volmacht geldig was doorgegeven aan [naam 2]. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiseres betoogt dat de waarde niet meer dan € 276.000,- zou moeten zijn, maar de rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde correct is vastgesteld.
De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald aan de hand van vergelijkingsobjecten en dat de voorzieningen en staat van onderhoud van de woning als gemiddeld zijn beoordeeld. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de waarde te hoog is vastgesteld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde van de woning ongewijzigd blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.