ECLI:NL:RBROT:2024:6740

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
11069979 VZ VERZ 24-4343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verstoorde arbeidsrelatie en toewijzing transitievergoeding

In deze beschikking heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Threeforce B.V. en [verweerder] ontbonden op de g-grond, omdat er sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. De werknemer, die als CFO werkzaam was, had zijn functie niet naar behoren uitgeoefend, wat leidde tot onvrede binnen de organisatie. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op een transitievergoeding van € 23.879,33 bruto, evenals de uitbetaling van opgebouwde vakantietoeslag en vakantiedagen. De werknemer had echter geen recht op een billijke vergoeding of schadevergoeding, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat de relatie tussen de werknemer en werkgever onherstelbaar was verstoord, en dat herplaatsing niet mogelijk was. De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 september 2024, rekening houdend met de opzegtermijn en de duur van de procedure. De partijen zijn veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11069979 VZ VERZ 24-4343
datum uitspraak: 19 juli 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
THREEFORCE B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. R.C. Sies en mr. M.A.M. Reckers,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [woonplaats] ,
verweerder,
verzoeker in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. Griep.
De partijen worden hierna ‘Threeforce’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van Threeforce (ontvangen op 25 april 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift van [verweerder] (ontvangen op 5 juni 2024), met bijlagen;
  • de door [verweerder] bij brief van 4 juni 2024 overgelegde aanvullende bijlage;
  • de door Threeforce bij brief van 7 juni 2024 overgelegde aanvullende bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van Threeforce.
1.2.
Op 12 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Threeforce aanwezig [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [functie 1] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ), [functie 2] en [naam 3] (hierna: [naam 3] ), [functie 3] , bijgestaan door de heer mr. R.C. Sies en mevrouw mr. M.A.M. Reckers als gemachtigden. Daarnaast is [verweerder] verschenen, bijgestaan door de heer mr. M. Griep als gemachtigde.
1.3.
Na de zitting is de zaak op verzoek van partijen één week aangehouden om hen in de gelegenheid te stellen om een minnelijke regeling te beproeven. Bij brief van 21 juni 2024 heeft een van de gemachtigden van Threeforce de kantonrechter bericht dat partijen niet tot een schikking zijn gekomen. Door deze gemachtigde is om het wijzen van een beschikking verzocht.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is vanaf 1 november 2020 bij Threeforce in dienst, laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
De functie van [verweerder] is [functie 4] (hierna: [functie 4] ) met een salaris van
€ 14.738,95 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3.
[verweerder] is als [functie 4] verantwoordelijk voor het financiële reilen en zeilen van Threeforce, maakt onderdeel uit van het managementteam (hierna: MT) en is manager van de financiële afdeling.
2.4.
In het kader van het Managementparticipatieplan is met [verweerder] een certificatenregeling overeengekomen. [verweerder] heeft op 23 februari 2021 in dat kader 124 stuks certificaten in aandelen verworven via de [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) . Voor deze certificaten heeft [verweerder] de koopprijs van € 950.146,28 geleend van Threeforce.
2.5.
Op 24 maart 2023 heeft Threeforce aangekondigd dat [verweerder] per 31 maart 2023 is vrijgesteld van werk met doorbetaling van loon.

3.Het geschil

3.1.
Threeforce verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
Threeforce heeft haar ontbindingsverzoek primair gegrond op een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), subsidiair op andere omstandigheden waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (h-grond) en meer subsidiair op een combinatie van omstandigheden die in de wet zijn genoemd, waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (i-grond).
3.3.
Daartoe stelt Threeforce - kort samengevat - dat de samenwerking met [verweerder] al sinds aanvang van zijn dienstverband stroef verloopt. Zowel op communicatief niveau binnen het MT en de financiële afdeling, als werkinhoudelijk. De al langer durende moeizame samenwerking en onvrede over de werkwijze van [verweerder] heeft ertoe geleid dat er al sinds eind 2022 gesprekken met [verweerder] zijn gevoerd. Daarbij hebben partijen gesproken over het idee om [verweerder] een andere, meer M&A gerelateerde rol te laten vervullen binnen Threeforce. Zover is het echter niet gekomen omdat begin 2023 aan het licht is gekomen dat [verweerder] cruciale fouten op financieel vlak heeft gemaakt in zijn werk. Het voorgaande, tezamen met de laconieke reactie van [verweerder] daarop, heeft gemaakt dat het vertrouwen bij Threeforce in [verweerder] is weggenomen, in welke rol dan ook. Threeforce heeft dit op 24 maart 2023 aan [verweerder] medegedeeld, waarna hij is vrijgesteld van werkzaamheden.
3.4.
Hoewel partijen in de periode daarna meerdere serieuze pogingen hebben ondernomen om er op minnelijke wijze met elkaar uit te komen, hebben partijen geen overeenstemming weten te bereiken. [verweerder] heeft inmiddels al een jaar niet meer gewerkt voor Threeforce en heeft daartoe ook geen enkele serieuze poging ondernomen. De arbeidsverhouding is inmiddels dan ook niet meer dan een ‘lege huls’ geworden.
3.5.
[verweerder] is het niet eens met de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst en vindt primair dat het verzoek moet worden afgewezen. Voor zover de arbeidsovereenkomst wel wordt ontbonden verzoekt [verweerder] voorts - samengevat - subsidiair:
toekenning aan [verweerder] van de transitievergoeding van € 23.879,33 bruto en een billijke vergoeding van € 1.750.000,- bruto;
toekenning aan [verweerder] van een schadevergoeding (Baijingsvergoeding) van
€ 1.065.246,01 netto;
bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de geldende opzegtermijn, zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
een verklaring voor recht dat binnen 30 dagen na ontbinding van de arbeidsovereenkomst door Threeforce aan [verweerder] de naar rato opgebouwde vakantietoeslag, de declaratie NBA van € 516,- netto en het openstaande verlofsaldo van 457,33 uur (ter waarde van € 44.210,46 bruto) uitbetaald dienen te worden;
een verklaring voor recht dat Threeforce aan [verweerder] een bedrag van € 12.730,- netto aan schadevergoeding verschuldigd is uit hoofde van leasekosten van de auto;
een verklaring voor recht dat Threeforce jegens [verweerder] geen rechten kan ontlenen aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding en het relatiebeding komt te vervallen;
een verklaring voor recht dat [verweerder] in het kader van de afwikkeling van de certificatenregeling als ‘Good Leaver’ moet worden aangemerkt;
een verklaring voor recht dat Threeforce niet mag overgaan tot het opeisen van de lening tot het moment dat de certificaten van [verweerder] door [naam bedrijf 1] en/of een derde tegen fair market value worden overgedragen;
Ten slotte maakt [verweerder] primair en subsidiair nog aanspraak op de rente over de subsidiair gevorderde bedragen en verzoekt hij Threeforce te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van [verweerder] wordt – voor zover van belang – hierna onder de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling van het verzoek van Threeforce en de tegenverzoeken van [verweerder]

Geen schending van artikel 21 Rv
4.1.
[verweerder] heeft allereerst gesteld dat Threeforce, in strijd met artikel 21 Rv, de voor de beslissing van belang zijnde feiten onvolledig heeft aangevoerd, door een groot deel van de tussen partijen gevoerde correspondentie weg te laten. Threeforce heeft dit gemotiveerd betwist.
4.2.
Artikel 21 Rv verplicht partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren en geeft de kantonrechter de bevoegdheid om uit het niet naleven van deze verplichting de gevolgtrekking te maken die zij geraden acht.
4.3.
Van een handelen in strijd met artikel 21 Rv is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Van het (bewust) achterhouden of onjuist weergeven van de voor de beslissing relevante feiten, is namelijk niet gebleken. De enkele omstandigheid, inhoudende dat door Threeforce niet alle tussen partijen gevoerde correspondentie is overgelegd, maakt op zichzelf genomen nog niet dat sprake is van schending van artikel 21 Rv.
4.4.
Daarbij komt dat door Threeforce is toegelicht dat zij niet tot overlegging van alle correspondentie die ziet op de tussen partijen gevoerde onderhandelingen is overgegaan, omdat deze hoofdzakelijk zag op de financiële afwikkeling van het dienstverband en meer in het bijzonder de certificatenregeling. Deze correspondentie is door Threeforce niet van belang geacht voor de beoordeling van haar ontbindingsverzoek. Uit de door [verweerder] (en door Threeforce nader) overgelegde correspondentie maakt de kantonrechter op dat merendeel daarvan inderdaad ziet op de onderhandelingen over de financiële afwikkeling van het dienstverband.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
4.5.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en er geldt geen opzegverbod (artikel 7:671b lid 2 BW). Hierna wordt uitgelegd waarom.
Er is een redelijke grond
4.6.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.7.
Threeforce stelt primair dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding waardoor het niet redelijk is als zij de arbeidsovereenkomst moet laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Dat is een redelijke grond als de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord. De kantonrechter vindt dat hiervan sprake is.
Al langere tijd ontevredenheid bij Threeforce over de werkwijze van [verweerder]
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is allereerst voldoende komen vast te staan dat er (voorafgaande aan de vrijstelling van [verweerder] ) bij Threeforce al langere tijd ontevredenheid bestond over de wijze waarop [verweerder] invulling gaf aan zijn rol als [functie 4] , manager van de financiële afdeling en lid van het MT. Dit baseert de kantonrechter op de door Threeforce overgelegde stukken, meer in het bijzonder de als bijlagen 4 tot en met 9 bij verzoekschrift overgelegde verklaringen, alsook de gesprekken die tussen partijen vanaf eind 2022 zijn gevoerd.
4.9.
De enkele omstandigheid, inhoudende dat de door Threeforce overgelegde verklaringen achteraf zijn opgesteld, maakt naar het oordeel van de kantonrechter op voorhand nog niet dat deze geen getrouw beeld kunnen geven van hetgeen zich heeft afgespeeld en dat daaraan geen betekenis kan worden toegekend.
Inhoudelijke kritiekpunten op de werkwijze van [verweerder]
4.10.
Threeforce heeft meerdere kritiekpunten op de werkwijze van [verweerder] naar voren gebracht. Voldoende is komen vast te staan dat [verweerder] in ieder geval met betrekking tot een aantal van de door Threeforce genoemde kritiekpunten zijn functie niet heeft uitgeoefend zoals Threeforce dat van hem, gegeven zijn functie, in redelijkheid mocht verwachten. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
4.11.
Threeforce heeft gesteld dat hoewel de werkinzet van [verweerder] altijd goed was, hij
op solistische en op eigen wijze te werk ging, dat er onvoldoende afstemming plaats vond met de rest van het MT en dat [verweerder] er moeite mee had zich open te stellen voor nieuwe methodes en het doorvoeren van innovatieve oplossingen.
4.12.
Meer concreet heeft Threeforce erop gewezen dat [verweerder] als [functie 4] , hoewel dit wel tot zijn takenpakket behoorde, het proces en eindresultaat van het jaarbudget geen enkele keer met succes heeft weten af te ronden, hij niet in staat was om een juiste en duidelijke analyse te geven van de facturaties en de betalingen daarvan en dat hij eind 2022, zonder overleg met het MT, een gewijzigd belastingsysteem heeft geïntroduceerd, met grote gevolgen van dien. Daarnaast zou [verweerder] als manager van de financiële afdeling afstand hebben gecreëerd tussen zijn afdeling en de rest van de organisatie. Het verloop binnen zijn afdeling was groot en zijn directieve managementstijl werd door personeelsleden als onprettig ervaren. Ook als MT lid ging [verweerder] solistisch te werk en hij gaf onvoldoende inzicht en duidelijkheid op financieel vlak. Een zakelijke klik met de rest van de MT leden ontbrak en [verweerder] stond niet open voor innovatie, automatisering en nieuwe producten. Het voorgaande is door [verweerder] op meerdere punten bestreden.
4.13.
Voor wat betreft het jaarbudget is niet in geschil dat [verweerder] vanuit zijn functie als [functie 4] (eind)verantwoordelijk was voor het proces en eindresultaat daarvan. Naar het oordeel van de kantonrechter is in ieder geval voor wat betreft de jaarbudgetten 2022 en 2023 voldoende komen vast te staan dat een ingrijpen in het proces door derden noodzakelijk is geweest. Threeforce heeft voor wat betreft het jaarbudget 2022 gesteld dat [naam 3] en [naam 4] (hierna: [naam 4] ) dit jaarbudget opnieuw hebben moeten opstellen. Daarnaast heeft Threeforce gesteld dat doordat Excel-velden door [verweerder] gefixeerd waren, waardoor één en ander niet correct doorrekende, het jaarbudget voor 2023 onnodige en ongewenste vertraging heeft opgelopen. Het voorgaande vindt steun in de verklaringen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 5] (hierna: [naam 5] ) en is door [verweerder] ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. De enkele omstandigheid, inhoudende dat (uiteindelijk) goedkeuring van de aandeelhouders voor het jaarbudget is verkregen, maakt nog niet dat het aandeel van [verweerder] hierin naar tevredenheid is geweest. Door inmenging van anderen is immers tot een goedkeuring van de aandeelhouders gekomen, terwijl dit primair tot de taak van [verweerder] behoorde en hij daarover de eindverantwoordelijkheid droeg.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is eveneens komen vast te staan dat [verweerder] onvoldoende in staat is gebleken om een correct en duidelijk overzicht te geven van de maandcijfers en de trends in kosten en opbrengsten, terwijl niet in geschil is dat [verweerder] eindverantwoordelijke was voor het bijhouden van een overzicht van de facturaties en het betalen daarvan. Ook is komen vast te staan dat dit gebrek aan duidelijkheid tot discussies in MT-overleggen leidde en [naam 1] zich vanaf enig moment genoodzaakt heeft gezien de betalingen zelf uit te voeren (en dat dit later door [naam 6]
(hierna: [naam 6] ) werd afgehandeld). Het voorgaande volgt namelijk uit de verklaringen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] . [verweerder] heeft in dit kader weliswaar toegelicht dat sprake is van een voortbrengingsketen en een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij fouten in eerdere stappen ook doorwerken in latere stappen, maar dit neemt niet weg dat [verweerder] als [functie 4] de eindverantwoordelijkheid droeg. Hiermee is bovendien ook niet verklaard waarom [verweerder] niet in staat was om zowel binnen als buiten het MT duidelijkheid en inzicht te verschaffen, terwijl dit [naam 6] kennelijk wel is gelukt. Evenmin heeft [verweerder] betwist dat op enig moment [naam 1] , en later [naam 6] , een deel van de tot zijn functie behorende werkzaamheden hebben overgenomen.
4.15.
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat is komen vast te staan dat [verweerder] met betrekking tot de door hem doorgevoerde wijziging van het belastingsysteem onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld, met meerdere gevolgen van dien. Daartoe wordt er in de eerste plaats op gewezen dat [verweerder] de door Threeforce ingenomen stelling dat het afwijkende belastingsysteem zonder overleg met het MT is geïntroduceerd, niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Dat de invoering van het gewijzigde belastingsysteem voor veel vragen en klachten van klanten en lokale belastingkantoren heeft geleid en Threeforce zich zelfs genoodzaakt heeft gezien een schikking te treffen met de Duitse belastingdienst, vindt daarnaast voldoende steun in de door Threeforce overgelegde verklaringen van [naam 1] , [naam 6] en [naam 5] . [verweerder] heeft middels een opsomming van de in aanloop naar de doorgevoerde wijziging verrichte werkzaamheden aangegeven dat van ondoordacht en onzorgvuldig handelen geen sprake is geweest. De door [verweerder] opgesomde werkzaamheden laten echter onverlet dat [verweerder] voorafgaand aan de implementatie van het nieuwe belastingsysteem gedegen overleg met het MT had moeten voeren en de communicatie over de doorgevoerde wijziging naar klanten en andere externe partijen onvoldoende is gebleken. Dit komt voor rekening van [verweerder] als [functie 4] .
4.16.
Uit de verklaring van [naam 6] volgt dat [verweerder] , met uitzondering van Controller [naam 7] , prima overweg konmet de medewerkers op de financiële afdeling. Dat de personeelsleden op de afdeling moeite hadden met [verweerder] als manager en hij aan het grote personeelsverloop op deze afdeling debet is geweest, is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet komen vast te staan. Op basis van de door [naam 1] , [naam 2] en [naam 6] overgelegde verklaringen staat naar het oordeel van de kantonrechter echter wel vast dat [verweerder] afstand creëerde tussen de financiële afdeling en de rest van de organisatie door zich negatief uit te laten over andere afdelingen. [verweerder] heeft dit ook niet betwist.
4.17.
Ten slotte is naar het oordeel van de kantonrechter op basis van de door Threeforce overgelegde verklaringen voldoende komen vast te staan dat een zakelijke klik tussen [verweerder] en de rest van het MT ontbrak en dat de samenwerking soms moeizaam verliep. Uit de verklaringen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] volgt dat de moeizame samenwerking kwam door de solistische en eigenwijze werkwijze van [verweerder] , het niet verschaffen van duidelijkheid en onvoldoende openstaan voor innovatie. Hier staat enkel tegenover de (kale) betwisting van [verweerder] .
Er zijn gesprekken gevoerd met [verweerder] over zijn werkwijze
4.18.
Hoewel er geen officiële beoordelingsgesprekken hebben plaatsgevonden en een schriftelijke vastlegging van al hetgeen tussen partijen is besproken ontbreekt, stelt de kantonrechter daarnaast vast dat er met [verweerder] meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden over de wijze waarop hij zijn functie uitoefende.
4.19.
Daartoe wordt er allereerst op gewezen dat Threeforce heeft gesteld dat zij [verweerder] meermaals mondeling kritische feedback heeft gegeven en hem heeft geconfronteerd en bevraagd over zijn werkwijze. Deze stelling vindt steun in de door Threeforce overgelegde verklaringen en is naar het oordeel van de kantonrechter door [verweerder] ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Op de ter zitting door de kantonrechter aan [verweerder] voorgelegde vraag, inhoudende of er met [verweerder] werd gesproken over wat er niet goed ging, heeft [verweerder] geantwoord dat Threeforce een grote en snel groeiende organisatie is, dat er aan de lopende band dingen niet goed gingen en ook weer werden hersteld, en dat er in dat kader ook gesprekken hebben plaatsgevonden.
4.20.
Daarnaast staat vast dat er (in ieder geval) in de periode van november 2022 tot en met januari 2023 gesprekken zijn gevoerd met [verweerder] over zijn rol als [functie 4] . Threeforce heeft voor wat betreft de inhoud van deze gesprekken gesteld dat zij aan [verweerder] heeft aangegeven dat zijn functioneren in de rol van [functie 4] niet langer houdbaar was en dat er gekeken moest worden naar een andere rol voor [verweerder] binnen Threeforce. Threeforce heeft daarbij een meer M&A gerelateerde functie aan [verweerder] voorgesteld. Deze stelling van Threeforce vindt ook steun in de overgelegde verklaringen van [naam 1] en [naam 2] die bij de betreffende gesprekken namens Threeforce aanwezig waren.
4.21.
[verweerder] heeft zich in deze procedure weliswaar op het standpunt gesteld dat de voornoemde gesprekken een geheel andere insteek hadden, namelijk - kort gezegd - de vraag of [verweerder] de M&A werkzaamheden al dan niet naast zijn functie als [functie 4] kon verrichten, maar deze stelling is niet onderbouwd. Uit de brief van de gemachtigde van [verweerder] d.d. 30 juni 2023 maakt de kantonrechter bovendien op dat Threeforce eind 2022 duidelijk aan [verweerder] heeft gecommuniceerd dat zij de wens had dat [verweerder] zijn rol als [functie 4] zou overdragen, alsook dat [verweerder] dit (destijds) zelf zo heeft begrepen. De omstandigheid dat [verweerder] zijn functie als [functie 4] (aanvankelijk) niet wilde opgeven en dat hij van mening was de M&A werkzaamheden naast zijn rol als [functie 4] te kunnen verrichten, maakt nog niet dat dit (vanuit Threeforce) ook de insteek van de gesprekken was en/of dat Threeforce in haar communicatie onvoldoende duidelijk is geweest.
De begin 2023 aan het licht gekomen financiële fouten
4.22.
Threeforce heeft gesteld dat naar aanleiding van een begin 2023 verricht onderzoek naar de financiële stukken over de jaren 2021 en 2022 is gebleken dat diverse roaming facturen en inkoopfacturen niet op correcte wijze waren ingeboekt waardoor de financiële stukken niet klopten en deze geen werkelijke weergave van de feiten vertegenwoordigden. Threeforce moest hierdoor een neerwaartse correctie van ruim een miljoen doorvoeren, terwijl het budget voor 2023 en de voorlopige cijfers voor 2022 toen al waren gepresenteerd aan de aandeelhouders. Volgens Threeforce hebben de aandeelhouders naar aanleiding hiervan het vertrouwen in [verweerder] opgezegd.
4.23.
De stelling van Threeforce vindt steun in de overgelegde verklaring van [naam 1] en [naam 6] en is door [verweerder] , afgezien van het exacte bedrag, als zodanig niet betwist. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van deze stelling van Threeforce. Dat de financiële stukken niet klopten en hierin een groot verschil is geconstateerd, betreft naar het oordeel van de kantonrechter een omstandigheid die aan [verweerder] is toe te rekenen. [verweerder] draagt als [functie 4] de (eind)verantwoordelijkheid hiervoor. Dit geldt ook indien het verschil is ontstaan in een eerdere stap van de door [verweerder] genoemde voortbrengingsketen. Van een [functie 4] mag worden verlangd dat hij dergelijke fouten zoveel als mogelijk zelf en in een eerder stadium constateert danwel zorg draagt voor de benodigde ‘checks and balances’ waardoor deze fouten tijdig worden geconstateerd.
4.24.
[verweerder] heeft betwist laconiek te hebben gereageerd op het moment dat hij door Threeforce op de hiervoor genoemde fouten is gewezen. Dat dit anders is geweest, is door Threeforce onvoldoende onderbouwd en naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet komen vast te staan.
Threeforce heeft geen vertrouwen meer in [verweerder] in de functie van [functie 4]
4.25.
Uit de stellingen van Threeforce maakt de kantonrechter op dat als gevolg van de wijze waarop [verweerder] zijn functie heeft uitgeoefend en de begin 2023 aan het licht gekomen fouten, Threeforce (zowel de de aandeelhouders als het het bestuur geen enkel vertrouwen meer had (en heeft) in [verweerder] in de functie van [functie 4] (of welke andere rol dan ook).
4.26.
Threeforce heeft op 24 maart 2023 dan ook aan [verweerder] kenbaar gemaakt hem per 31 maart 2023 vrij te zullen stellen van werkzaamheden en de wens uitgesproken het dienstverband met hem te willen beëindigen. Hoewel [verweerder] zich in de onderhavige procedure op het standpunt heeft gesteld dat voor hem op dat moment niet duidelijk was dat Threeforce een einde dienstverband nastreefde in plaats van een tijdelijke vrijstelling van werk, is de kantonrechter op basis van de overlegde stukken van oordeel dat Threeforce voldoende duidelijk is geweest en [verweerder] dit ook zo heeft begrepen, dan wel had moeten begrijpen.
4.27.
In dit kader wijst de kantonrechter erop dat Threeforce [verweerder] op 24 maart 2023 heeft verzocht om in de week erop een overdrachtsdocument te schrijven en alle bedrijfsmiddelen in te leveren. Ook is kenbaar gemaakt dat de organisatie zal worden ingelicht, ernaar werd gestreefd de overige afhandeling van zaken voor 1 mei 2023 af te ronden en dat het loon tot aan die datum zou worden doorbetaald. Een en ander blijkt eens te meer uit de e- mail van 28 maart 2023 van [naam 1] gericht aan [naam bedrijf 2] met als title “ [verweerder] leaving” waarin staat:
“(…) In consultation with [verweerder] , a goodbye event will be organized to which we invite you all. (…) We thank [verweerder] for his dedication and commitment during his time at [naam bedrijf 2] and wish him every success in continuing his career.”En in de e-mail van 29 maart 2023 schrijft [naam 8] aan [verweerder] :
“Er is vanuit [naam bedrijf 2] , door [naam 9] en [naam 10] , op 24 maart jl. duidelijk aan je gecommuniceerd dat we de arbeidsovereenkomst tussen jou en Threeforce willen beëindigen. Tot het moment dat we een akkoord bereiken over de vaststellingsovereenkomst hebben we je vrijgesteld van werkzaamheden. Cru gesteld, er mag dus geen onduidelijkheid bestaan bij jou, het finance team en overige collega’s dat de wegen van jou en Threeforce zich hier gaan scheiden. (…)”.
De nadien tussen partijen gevoerde onderhandelingen waren gericht op een einde dienstverband en concentreerden zich hoofdzakelijk op de financiële afwikkeling daarvan.
Er is sprake van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding
4.28.
Op basis van hetgeen door partijen naar voren is gebracht concludeert de kantonrechter dat het wederzijds vertrouwen en een goede basis voor een verdere vruchtbare samenwerking ontbreekt en dat inmiddels van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding sprake is.
4.29.
In dit kader wordt vooropgesteld dat de positie van [functie 4] een belangrijke functie betreft met een zeer grote (financiële) verantwoordelijk. Binnen een onderneming is een volledig vertrouwen in degene die deze functie uitoefent van essentieel belang. Voorgaande geldt in dit geval des te meer nu Threeforce een relatief jonge en snel groeiende organisatie is waarin in rap tempo de ontwikkelingen met bijbehorende investeringen, elkaar opvolgen. Dit maakt dat het van groot belang is dat in deze hectiek men ervan uit kan gaan dat de financiële cijfers op orde zijn. Voor een goede invulling van de functie van [verweerder] is het daarbij noodzakelijk dat hij met Threeforce op één lijn zit, dat de onderlinge communicatie goed is en dat er wederzijds vertrouwen is. Ook is voor de uitoefening van de functie een goede samenwerking met collega’s van essentieel belang.
4.30.
Uit het standpunt van Threeforce blijkt duidelijk dat gelet op al hetgeen is voorgevallen er wat haar betreft inmiddels geen (behoorlijk) draagvlak meer is voor een verdere samenwerking met [verweerder] . Naast dat de aandeelhouders en het bestuur van Threeforce het vertrouwen in [verweerder] hebben opgezegd, blijkt uit de overgelegde verklaringen dat ook bij de leden van het MT het benodigde vertrouwen in [verweerder] ontbreekt.
4.31.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Threeforce zich voldoende ingespannen om de arbeidsverhouding te normaliseren. Threeforce heeft diverse gesprekken met [verweerder] gevoerd en [verweerder] heeft deelgenomen aan een coachingstraject. Hoewel naar het oordeel van de kantonrechter niet is komen vast te staan dat dit coachingstraject (louter) vanwege het functioneren van [verweerder] is opgestart, volgt uit de opdrachtbevestiging daarvan wel dat er binnen dit traject (ook) is gewerkt aan de onderlinge band en communicatie binnen het MT.
4.32.
Zoals door Threeforce is gesteld was zij, gelet op de positie van [verweerder] , niet verplicht om [verweerder] met de aandeelhouders in gesprek te laten gaan. Weliswaar heeft Threeforce geen mediation ingezet, maar de vraag is ook in hoeverre dit een verbetering in de verstandhouding zou hebben gebracht. [verweerder] herkent zich niet in de door Threeforce genoemde moeizame samenwerking, is van mening altijd goed te hebben gefunctioneerd en wijst de aantijgingen van Threeforce van de hand. Partijen verschillen dan ook duidelijk van inzicht over de wijze waarop de functie van [verweerder] dient te worden uitgeoefend.
4.33.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verweerder] er in de onderhavige procedure bovendien weinig blijk van gegeven te beseffen dat hij als [functie 4] de eindverantwoordelijkheid draagt voor het financiële reilen en zeilen binnen Threeforce. Dit betekent dat ook fouten die niet direct door hem zelf zijn gemaakt, onder zijn verantwoordelijkheid kunnen vallen. [verweerder] wijt de door Threeforce geconstateerde financiële onvolkomenheden onder meer aan systemen, programma’s of andere schakels in de keten en lijkt de (ernst van de) nadelige gevolgen hiervan voor Threeforce onvoldoende in te zien.
4.34.
Gegeven de hoge positie van [verweerder] en de grote financiële verantwoordelijkheden die bij zijn functie horen, is voorts begrijpelijk dat Threeforce de situatie niet veel langer heeft willen laten voortduren en een snel(ler) ingrijpen noodzakelijk was.
4.35.
Hoewel [verweerder] heeft verklaard nog steeds de wens te hebben, en mogelijkheden te zien, om zijn dienstverband bij Threeforce voort te zetten, is dit de kantonrechter op basis van zijn gedragingen het afgelopen jaar onvoldoende gebleken. [verweerder] heeft zich aanvankelijk weliswaar (bij monde van zijn gemachtigde) bereid verklaard zijn werkzaamheden te willen voortzetten, maar staat inmiddels al ruim een jaar op non-actief. In deze periode is door [verweerder] geen aantoonbare, concrete actie ondernomen om zijn werkzaamheden bij Threeforce te kunnen voortzetten, bijvoorbeeld door middel van het entameren van een kort geding procedure waarin om wedertewerkstelling is verzocht. Dit, terwijl hem duidelijk had moeten zijn mede gezien de eerdere correspondentie en het feit dat de tussen partijen gevoerde onderhandelingen, zich (hoofdzakelijk) concentreerden op de financiële afwikkeling van het dienstverband, dat Threeforce een einde dienstverband nastreefde.
[verweerder] kan niet worden herplaatst
4.36.
Voor ontbinding is verder vereist dat [verweerder] niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Aan die eis is voldaan.
4.37.
Nog daargelaten dat Threeforce heeft betwist dat er binnen haar organisatie een andere passende functie beschikbaar is, te meer gelet ook op de hoge functie die [verweerder] bekleedt, ligt herplaatsing naar het oordeel van de kantonrechter niet in de rede omdat de relatie tussen Threeforce en [verweerder] onherstelbaar is verstoord. Om de arbeidsovereenkomst te continueren dient een minimale vorm van vertrouwen aanwezig te zijn. Dat vertrouwen is er echter niet meer en niet aannemelijk is dat dit nog zal terugkeren.
Er geldt geen opzegverbod
4.38.
Nog een vereiste voor ontbinding is dat er geen opzegverbod geldt waardoor ontbinding niet is toegestaan. Aan die eis is ook voldaan.
De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 september 2024
4.39.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 september 2024 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van deze procedure.
4.40.
[verweerder] heeft weliswaar verzocht om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst de proceduretijd niet in mindering te brengen, maar daartoe ziet de kantonrechter in dit geval geen aanleiding. Van verwijtbaar handelen of nalaten door Threeforce is de kantonrechter namelijk (zoals hierna ook nog verder zal worden toegelicht) niet gebleken.
Threeforce moet een transitievergoeding betalen
4.41.
[verweerder] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). Op basis van het loon en de duur van de arbeidsovereenkomst is de hoogte van de vergoeding volgens [verweerder] € 23.879,33 bruto. Threeforce heeft de hoogte van dit bedrag niet bestreden, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Dit bedrag moet Threeforce betalen.
4.42.
De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a BW).
Threeforce hoeft geen billijke vergoeding te betalen
4.43.
De kantonrechter kent aan [verweerder] geen billijke vergoeding toe. Een billijke vergoeding kan alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 onder c BW). Daarvan is slechts in uitzonderingsgevallen sprake. Bijvoorbeeld wanneer een werkgever grovelijk de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt als gevolg waarvan een verstoorde arbeidsrelatie ontstaat of als de werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich hier niet voor.
4.44.
Hoewel het ongelukkig is en Threeforce kan worden verweten dat zij niet aan schriftelijke dossiervorming heeft gedaan, maakt dit naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat Threeforce onzorgvuldig heeft gehandeld. Voldoende is komen vast te staan dat er vanaf eind 2022 meerdere gesprekken met [verweerder] zijn gevoerd over het neerleggen van zijn functie als [functie 4] , alsook dat er daarbij een andere functie aan [verweerder] is aangeboden. Threeforce is dan ook niet over één nacht ijs gegaan en heeft de situatie nadien nog enige tijd aangekeken. Voor zover de op 24 maart 2023 aan [verweerder] gedane mededeling al als donderslag bij heldere hemel kwam en er in het betreffende gesprek in het geheel geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden volgt dit voorts niet uit de e-mailberichten die [verweerder] in de twee weken nadien zelf met Threeforce heeft gewisseld.
Threeforce heeft vervolgens ruim een jaar getracht om tot overeenstemming met [verweerder] te komen over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Een jaar waarin [verweerder] geen arbeid hoefde te verrichten maar wel het loon van € 14.738,95 bruto per maand heeft ontvangen.
Threeforce hoeft geen schadevergoeding (‘baijingsvergoeding’) te betalen
4.45.
De door [verweerder] op grond van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) verzochte schadevergoeding van € 1.065.246,01 netto is evenmin toewijsbaar. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
4.46.
[verweerder] heeft gesteld dat hij door de directe opeising door Threeforce van de lening van (opgerend) € 1.065.246,01 netto, die ten behoeve van de verkregen certificaten is afgesloten, schade leidt en dat dit uiteindelijk zal leiden tot een persoonlijk faillissement.
4.47.
Vastgesteld kan worden dat van het daadwerkelijk opeisen van de lening door Threeforce tot op heden geen sprake is geweest. Threeforce heeft ter zitting bovendien uitdrukkelijk toegezegd deze lening ook niet op te zullen eisen, totdat uit een eventuele andere (bij de rechtbank Amsterdam aanhangig te maken) procedure zou blijken dat sprake is van ‘Bad Leavership’ en zij daadwerkelijk tot opeising gerechtigd is. In de onderhavige procedure neemt Threeforce ook (nog) geen standpunt in ten aanzien van de vraag of in het geval van [verweerder] sprake is van een ‘Good Leaver’ dan wel ‘Bad Leaver’ in de zin van de [naam bedrijf 1] Trust Conditions. Wel heeft Threeforce ter zitting desgevraagd geantwoord dat in haar ogen sprake is van een ‘Bad Leaver’ in geval van een ontslag op staande voet of wanneer de werknemer grovelijk zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet is nagekomen. Dat is ten aanzien van het einde dienstverband van [verweerder] niet aan de orde. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de lening door Threeforce voorlopig niet wordt opgeëist. Van enige schade en een opeisbare vordering aan de kant van [verweerder] is op dit moment geen sprake.
Threeforce moet de opgebouwde vakantietoeslag uitbetalen
4.48.
[verweerder] heeft verzocht om uitbetaling van zijn naar rato opgebouwde vakantietoeslag. Threeforce is gehouden om bij de eindafrekening de tot dan toe opgebouwde vakantietoeslag aan [verweerder] uit te betalen en door Threeforce is op dit punt ook geen verweer gevoerd. Hoewel niet in een concreet bedrag uitgedrukt, ligt het verzoek van [verweerder] dan ook voor toewijzing gereed. De kantonrechter begrijpt de door [verweerder] in dit kader verzochte verklaring voor recht in die zin dat is verzocht om Threeforce te veroordelen tot betaling.
4.49.
De over de vakantietoeslag gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid.
Threeforce heeft de declaratie van NBA van € 516,- al betaald
4.50.
[verweerder] heeft om uitbetaling verzocht van de door hem op 14 december 2023 ingediende declaratie NBA (studiedeclaratie) van € 516,-. Threeforce heeft, onder overlegging van een betalingsbewijs, gesteld dit bedrag al te hebben betaald.
4.51.
Uit het betalingsbewijs volgt dat door Threeforce op 16 mei 2024 een bedrag van € 635,25 naar [verweerder] is overgemaakt met de omschrijving ‘Vergoeding studiekosten (factuur 201971 The Learning Cycle)’. Door [verweerder] is ter zitting niet betwist dat hij dit bedrag heeft ontvangen en dat daarmee de declaratie van NBA is voldaan. Dit verzoek van [verweerder] wordt dan ook afgewezen.
Threeforce moet het openstaande saldo aan vakantiedagen aan [verweerder] uitbetalen
4.52.
[verweerder] heeft aanspraak gemaakt op uitbetaling van het nog openstaande saldo aan vakantiedagen. [verweerder] stelt dat er nog 457,33 (280 uur over 2023 en 177,33 uur over 2024) vakantie-uren open staan welke een waarde vertegenwoordigen van € 44.210,46 bruto. Volgens Threeforce moet dit verzoek, vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid, worden afgewezen omdat deze vakantiedagen tijdens de vrijstelling van [verweerder] met behoud van loon moeten worden geacht genoten te zijn. Daarnaast heeft Threeforce het door [verweerder] gestelde tegoed aan vakantiedagen betwist, daartoe stellende dat [verweerder] (meer) vakantie heeft genoten en hooguit nog aanspraak bestaat op 23 vakantiedagen.
4.53.
Of een werknemer daadwerkelijk heeft gewerkt is voor de opbouw van vakantie niet van belang. Tijdens een non-actiefstelling met behoud van loon bouwt een werknemer dan ook op normale wijze vakantie op. Daarnaast geldt op grond van artikel 7:641 lid 1 BW dat een werknemer die bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog aanspraak heeft op vakantie, recht heeft op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over het tijdvak overeenkomend met de aanspraak. Gesteld noch gebleken is dat partijen hebben afgesproken dat de opgebouwde vakantiedagen gedurende zijn vrijstelling zouden worden geacht genoten te zijn. [verweerder] heeft in beginsel dan ook gewoon recht op uitbetaling van het nog openstaande saldo aan vakantiedagen.
4.54.
Naast dat een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW slechts kan slagen voor zover het om bovenwettelijke vakantiedagen gaat [1] , is van strijd met de redelijkheid en billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval geen sprake. Threeforce heeft besloten [verweerder] vrij te stellen van werkzaamheden met behoud van loon. Hier heeft [verweerder] zelf niet voor gekozen.
4.55.
Voor wat betreft het opgebouwde saldo aan vakantie-uren zal de kantonrechter uitgaan van het door Threeforce ter zitting genoemde aantal van 429,27 berekend tot september 2024. Bij gebreke aan enige onderbouwing is voor de kantonrechter namelijk onduidelijk of in het door [verweerder] genoemde aantal van 457,33 voor wat betreft het jaar 2024 rekening is gehouden met een einde dienstverband per 1 september 2024.
4.56.
Ten aanzien van het saldo aan genoten vakantie-uren gaat de kantonrechter uit van 256 uur. Threeforce heeft in dit kader gesteld dat zij [verweerder] heeft verzocht zijn vakanties door te geven, maar dat hier niets op is teruggekomen. Volgens haar kan uit de verhinderdata die door [verweerder] in het kader van de tussen partijen gevoerde overleggen zijn doorgegeven worden afgeleid dat [verweerder] in ieder geval op 3 juli 2024 (middag) en in de periodes van 4 tot en met 23 december 2023 en 8 juli 2024 tot en met 6 augustus 2024 vakantie geniet/heeft genoten. [verweerder] heeft naar voren gebracht in de zomer van 2023 twee weken vakantie te hebben genoten, welke vakantie hij niet heeft geregistreerd, alsook dat hij in december 2023 verhinderd is geweest in verband met de opname van zijn vader in het ziekenhuis.
4.57.
Gelet op hetgeen door partijen naar voren is gebracht gaat de kantonrechter er vanuit dat [verweerder] in ieder geval in de zomer van 2023 twee weken vakantie heeft genoten en ook in de (door hem niet bestreden) periode van 8 juli 2024 tot en met 6 augustus 2024 vakantie heeft genoten/nog zal gaan genieten. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat aan saldo vakantie-uren nog resteert 173,27 uur. Deze vertegenwoordigen een waarde van € 16.750,15 bruto (173,27 uur x € 89,51 bruto + 8% vakantiegeld). Dit bedrag moet door Threeforce worden voldaan. De kantonrechter begrijpt de door [verweerder] in dit kader verzochte verklaring voor recht in die zin dat is verzocht om Threeforce te veroordelen tot betaling.
4.58.
De gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid.
Threeforce hoeft geen schadevergoeding uit hoofde van leasekosten auto te betalen
4.59.
[verweerder] heeft gesteld dat hij vanwege de inlevering van de leaseauto in privé kosten heeft moeten maken vanaf 1 januari 2024 tot aan het einde dienstverband. Deze kosten heeft [verweerder] begroot op in totaal € 12.730,- netto. Volgens Threeforce bestaat bij non-actiefstelling geen recht op een leaseauto en evenmin op een compensatie voor het verlies daarvan.
4.60.
De door [verweerder] verzochte schadevergoeding is naar het oordeel van de kantonrechter niet toewijsbaar. Nog daargelaten dat [verweerder] de door hem gestelde kosten in zijn geheel niet heeft onderbouwd, volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de artikelen 4.8 en 4.9 van de arbeidsovereenkomst duidelijk dat er in geval van vrijstelling van werk geen recht bestaat op een leaseauto en ook niet op een compensatie voor het gemis daarvan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hier in het onderhavige geval van af te wijken.
Concurrentie- en relatiebeding
4.61.
[verweerder] heeft verzocht om voor recht te verklaren dat Threeforce jegens [verweerder] geen rechten kan ontlenen aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding (3 maanden) en dat het relatiebeding (6 maanden) komt te vervallen. Daartoe heeft [verweerder] gesteld dat hij in redelijkheid niet aan deze bedingen kan worden gehouden, gelet op het (ernstig) verwijtbaar handelen van Threeforce. Dit verzoek is naar het oordeel van de kanton rechter niet toewijsbaar.
4.62.
Uit artikel 7:653 lid 4 BW volgt dat een werkgever aan een concurrentiebeding geen rechten kan ontlenen indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het einde van de arbeidsovereenkomst is in het onderhavige geval, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, geen gevolg geweest van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Threeforce. Een grondslag om te beslissen dat Threeforce geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding ontbreekt dan ook. Evenmin ziet de kantonrechter een grondslag om het relatiebeding te laten vervallen. De termijnen waarvoor de bedingen zijn gesloten acht de kantonrechter bovendien alleszins redelijk.
Geen belang bij de verklaring voor recht dat de lening niet mag worden opgeëist
4.63.
[verweerder] heeft verzocht om te verklaren voor recht dat Threeforce niet over mag gaan tot het opeisen van de lening tot het moment dat de certificaten van [verweerder] door de [naam bedrijf 1] en/of een derde tegen ‘fair market value’ worden overgedragen. De kantonrechter wijst dit verzoek af vanwege onvoldoende belang. Verwezen wordt naar het gestelde in rechtsoverweging 4.47.
Niet ontvankelijk ten aanzien van de vraag of [verweerder] een ‘Good Leaver’ is
4.64.
[verweerder] heeft verzocht om voor recht te verklaren dat Threeforce in het kader van de afwikkeling van de certificatenregeling als ‘Good Leaver’ moet worden aangemerkt.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] niet ontvankelijk is in dit verzoek.
4.65.
Naar het oordeel van de kantonrechter hangen de leningsovereenkomst en de certificatenovereenkomst nauw met elkaar samen. Voor zover het de certificaten aangaat, geldt dat de jurisdictie daarvan, gelet op het bepaalde in artikel 7.4 van de certificatenovereenkomst (productie 2 bij verweerschrift), bij de rechtbank Amsterdam ligt.
Geschillen rond (de afwikkeling van) de certificaten dienen dan ook aan de rechtbank Amsterdam te worden voorgelegd. De kantonrechter acht zich dan ook niet bevoegd daarover te beslissen. Daarbij komt dat door [verweerder] in het geheel niet is toegelicht wat in zijn ogen als een ‘Good Leaver’ en ‘Bad Leaver’ moet worden aangemerkt en hij heeft nagelaten de [naam bedrijf 1] Trust Conditions, op basis waarvan een en ander beoordeeld dient te worden, te overleggen.
Geen termijn intrekken verzoek
4.66.
Threeforce krijgt geen termijn om het verzoek in te trekken, omdat geen billijke vergoeding wordt toegekend (artikel 7:686a lid 6 BW).
Threeforce en [verweerder] moeten de eigen proceskosten betalen
4.67.
De kantonrechter bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
4.68.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van Threeforce
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 september 2024;
in de tegenverzoeken van [verweerder]
5.2.
veroordeelt Threeforce om aan [verweerder] een transitievergoeding van € 23.879,33 bruto te betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
veroordeelt Threeforce om binnen 30 dagen na ontbinding van de arbeidsovereenkomst de naar rato opgebouwde vakantietoeslag en het openstaande verlofsaldo ter waarde van € 16.750,15 bruto aan [verweerder] dient uit te betalen, voornoemde bedragen te vermeerderen met rente vanaf de dag van opeisbaarheid der respectievelijke bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
verklaart dat [verweerder] niet ontvankelijk is ten aanzien van de door hem verzochte verklaring voor recht, inhoudende dat [verweerder] in het kader van de afwikkeling van de certificatenregeling als ‘Good Leaver’ moet worden aangemerkt;
in het verzoek van Threeforce en de tegenverzoeken van [verweerder]
5.5.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Willemsen en in het openbaar uitgesproken.
495