Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde01] ,
[gedaagde02],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 10 januari 2024, met bijlagen 1 tot en met 6;
- de brief van [eiser01] , met bijlagen 7 en 8;
- de mondelinge behandeling op 22 januari 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 30 januari 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser [eiser01] een kort geding aangespannen tegen gedaagde partij [gedaagde partij01] wegens huurachterstand. [gedaagde partij01] huurt sinds juni 2022 een woning van [eiser01] en heeft sinds 1 juli 2023 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van € 7.000,00. Eiser vordert ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2024, waardoor de voorzieningenrechter verstek verleent.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet is aangetoond dat gedaagde partij de vereiste brieven tijdig heeft ontvangen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 2.485,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en de wettelijke vereisten voor het vorderen van buitengerechtelijke incassokosten. Dit vonnis biedt een duidelijk voorbeeld van hoe de rechtbank omgaat met huurgeschillen en de rechten van verhuurders in situaties van wanbetaling.