ECLI:NL:RBROT:2024:6991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
11196434 VV EXPL 24-339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in kort geding over ontruiming van bedrijfsruimte na huurovereenkomst beëindigd

In deze zaak, die op 25 juli 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben vier eisers, wonende in respectievelijk Oud-Beijerland, Rhoon, Rotterdam en Leiden, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die niet is verschenen. De eisers, vertegenwoordigd door de advocaten E.P.W. Korevaar en S.W.B.M.A. Thielens, vorderen ontruiming van een garage/opslagruimte die door de gedaagde wordt gehuurd. De procedure is gestart met een dagvaarding op 13 juli 2024, en op 23 juli 2024 heeft een zitting plaatsgevonden waarbij twee van de eisers en hun advocaat aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en heeft verstek verleend. De eisers hebben gesteld dat er spoed is bij de ontruiming, omdat zij de ruimte willen laten renoveren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst naar verwachting zal worden ontbonden in een bodemprocedure, en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen. De gedaagde is veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte te verlaten en de sleutels aan de eisers te overhandigen.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van huur vanaf 1 juli 2024 tot de dag van ontruiming, en zijn de proceskosten vastgesteld op € 900,72. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de urgentie van de renovatie. De vordering tot betaling van achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. Dit vonnis is ondertekend door de kantonrechter en openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11196434 VV EXPL 24-339
datum uitspraak:
25 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

woonplaats: Oud-Beijerland,
2. [eiser 2],
woonplaats: Rhoon,
3. [eiser 3],
woonplaats: Rotterdam,
4. [eiser 4],
woonplaats: Leiden,
eisers,
gemachtigden: mrs. E.P.W. Korevaar en S.W.B.M.A. Thielens,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna eisers en gedaagde genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 13 juli 2024 met 8 producties.
1.2.
Op 23 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met twee van de eisers, [eiser 1] en [eiser 3] en hun advocaat mr. Thielens. Gedaagde is niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagde verstek wordt verleend.
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel haast heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van eisers volgt dat deze spoed aanwezig is.
2.3.
De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond lijkt (artikel 139 Rv), met inachtneming van het volgende.
Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden en gedaagde zal worden veroordeeld om het gehuurde, te weten een garage/opslagruimte (bedrijfsruimte als bedoeld in art. 7:230a BW), te ontruimen. Eisers hebben de huurovereenkomst bij brief van 27 februari 2024 tegen 31 maart 2024 opgezegd, omdat zij het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt willen laten renoveren. Bij e-mail van 3 april 2024 heeft gedaagde aan eisers bericht dat hij zijn uiterste best heeft gedaan om het gehuurde leeg te krijgen, maar dat hem dat niet was gelukt. Hij heeft voorgesteld om de sleutels op 1 juni 2024 in te leveren. Dat is niet gebeurd. Na 26 juni 2024 is er geen contact meer tussen (de gemachtigden/vertegenwoordigers van) eisers en gedaagde geweest.
2.4.
Op de zitting is gebleken dat het volgens eisers niet nodig is om beslissingen te nemen over de codes voor installaties en/of toegangspassen voor het alarm. De kantonrechter beschouwt dat als een vermindering van eis.
2.5.
De vordering tot betaling van de huur na 1 juli 2024 wordt toegewezen tot en met de dag van de ontruiming (artikel 7:225 BW). Eisers hebben niet uitgelegd waarom gedaagde een vergoeding moet betalen voor het eventueel resterende gedeelte van de maand na de dag van de ontruiming. Als de ruimte voor het eind van de maand wordt ontruimd, hoeft gedaagde voor die laatste dagen van de maand geen vergoeding te betalen (naar rato).
2.6.
De vordering tot betaling van € 100,00 aan achterstallige huur wordt afgewezen. Tijdens de zitting is door eisers toegelicht dat dit bedrag als gevolg van de toerekening van boetes in feite ziet op een vergoeding van sommatiekosten. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn die sommatiekosten echter niet voldoende onderbouwd.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt eveneens afgewezen. Niet gebleken is dat eisers aan gedaagde een aanmaningsbrief hebben gezonden waarin een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist in artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704).
2.7.
Gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 900,72
2.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten (exclusief nakosten) wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eisers dat eisen (artikel 233 Rv) en omdat de aard van de zaak meebrengt dat zij daarbij belang hebben. Het is immers de bedoeling dat de renovatie op zeer korte termijn, mogelijk binnen een paar dagen, begint. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te Schiedam met de zijnen en met het zijne te verlaten en te ontruimen, onder afgifte van de sleutels aan eisers;
3.3.
veroordeelt gedaagde om vanaf 1 juli 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan eisers naar rato een vergoeding van € 290,00 per maand te betalen;
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 900,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen;
3.5.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 765,72 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.
[2971/106]