In deze zaak heeft de Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De vordering betreft de ontruiming van een woning in Rotterdam en de betaling van een huurachterstand van € 3.973,62, met een aanvullende vordering voor huurbetalingen vanaf juli 2024. De procedure is gestart met een dagvaarding op 2 juli 2024, en op 16 juli 2024 is de zaak besproken tijdens een zitting waarbij alleen de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en heeft verstek verleend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoed aanwezig is om de vordering in kort geding toe te wijzen, gezien de omstandigheden van de zaak. Er is vastgesteld dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst waarschijnlijk zal worden ontbonden, aangezien de gedaagde geen gebruik maakt van het gehuurde en een aanzienlijke huurachterstand heeft opgebouwd. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres, met betrekking tot de ontruiming van het gehuurde en de betaling van de huurachterstand, toegewezen. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten is echter afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de gedaagde een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven.
De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 1.310,72, die door de gedaagde moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De beslissing omvat ook de toewijzing van wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet tijdig worden voldaan. Het vonnis is uitgesproken door mr. P. de Bruin op 23 juli 2024.