ECLI:NL:RBROT:2024:7086
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Vordering wegens meerinkomen in het kader van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente uit Bergschenhoek, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had een vordering van € 668,57 opgelegd gekregen vanwege meerinkomen dat zij in 2019 had verdiend tijdens het studiefinancieringsstijdvak van januari tot en met juli. De minister handhaafde deze vordering na een bezwaarprocedure. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, maar is niet verschenen op de zitting van de rechtbank op 26 juli 2024.
De rechtbank heeft beoordeeld of de minister terecht de vordering heeft opgelegd. Eiseres stelde dat zij niet gehoord was in de bezwaarprocedure en dat de bijverdiengrens niet was overschreden omdat zij een stagevergoeding ontving. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt stelde dat de bijverdiengrens was overschreden, aangezien de stagevergoeding als inkomen werd aangemerkt. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat zij niet had hoeven rekening houden met een terugvordering, omdat het hier ging om een zelfstandige vordering wegens meerinkomen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.