ECLI:NL:RBROT:2024:7178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/681595 / JE RK 24-1305
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling minderjarige met zorgen over draagkracht moeder en onveiligheid door huiselijk geweld

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 juli 2024, wordt een ondertoezichtstelling uitgesproken voor een minderjarige, geboren in 2018. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zorgen geuit over de draagkracht van de moeder en de onveiligheid in de opvoedsituatie, mede door huiselijk geweld tussen de ouders. De kinderrechter is van mening dat er een jeugdbeschermer moet worden aangesteld om de moeder te ondersteunen, maar omdat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is, wordt de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van zes maanden uitgesproken in plaats van de gevraagde twaalf maanden. De kinderrechter vraagt de Raad om voor een pro forma datum te rapporteren over de voortgang van de situatie. De vader van de minderjarige is niet verschenen tijdens de zitting, maar is wel opgeroepen. De kinderrechter benadrukt het belang van hulpverlening en ondersteuning voor de moeder, die jong is en haar best doet voor haar kind, maar ook te maken heeft met de uitdagingen van een druk leven en de gevolgen van de problematiek rondom de vader.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/681595 / JE RK 24-1305
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaatsnaam] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 5 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 3] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 4] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. [minderjarige] is een lief, sociaal en enthousiast kind. Hij groeit goed en er zijn geen zorgen over zijn cognitie. Gezien wordt dat de moeder en de vader het beste voor hebben met [minderjarige] . De moeder is een druk bezette vrouw. Zij volgt een opleiding en werkt. Er zijn echter ook zorgen. Vanaf de geboorte van [minderjarige] is er sprake geweest van een ondertoezichtstelling. Gedurende die ondertoezichtstelling zijn de zorgen over de relatie tussen de ouders tijdelijk verminderd. Na afloop van de ondertoezichtstelling zijn de zorgen weer toegenomen. [minderjarige] is getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en stalking door de vader. Waarschijnlijk heeft [minderjarige] hierdoor een trauma opgelopen. Bovendien heeft [minderjarige] door voor hem onbekende redenen geen contact meer met de vader. Verder zijn er zorgen over het persoonlijk functioneren van de ouders. Dat maakt dat er sprake is van onveiligheid en onstabiliteit in de opvoedsituatie van [minderjarige] . De moeder kan zich onvoldoende aan de veiligheidsafspraken houden. In het raadsrapport wordt beschreven dat de moeder in een stand van overleven verkeert. Er lijkt geen balans te zijn tussen wat de moeder moet doen en wat zij aan kan. Met betrekking tot de vader wordt gezien dat hij onvoldoende bereikbaar is en moeite heeft om zich aan afspraken te houden. Eerder is al veel hulpverlening betrokken geweest. Dat maakt dat de ouders hulpverleningsmoe zijn. De Raad kan dat goed begrijpen. Toch is de Raad van mening dat er een jeugdbeschermer naast de moeder moet komen te staan die met de moeder gaat kijken hoe zij naast al haar verplichtingen op een gepaste manier met de vader om kan gaan en om haar weerbaarder te maken ten opzichte van de vader. Het is immers belangrijk dat [minderjarige] niet opnieuw wordt blootgesteld aan huiselijk geweld. Verder is er traumabehandeling voor [minderjarige] en de moeder nodig. Daarnaast moet de draagkracht van de moeder worden vergroot of moet haar draaglast worden verminderd. Ook moeten er afspraken worden gemaakt over de omgang tussen [minderjarige] en de vader. Voor [minderjarige] is het belangrijk dat de vader een rol speelt in zijn leven. De Raad verwacht dat het de ouders niet lukt om samen omgangsafspraken te maken.

4.De standpunten

4.1.
De GI is het eens met de Raad. De moeder doet heel veel en zorgt goed voor [minderjarige] . De grootste zorg is de vader. Hij komt zijn afspraken niet na, maar het is lastig om hem daarop in het kader van een ondertoezichtstelling aan te spreken aangezien hij geen gezaghebbende ouder is. Als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, is de GI van plan om een aanmelding te doen bij het Veiligheidshuis. De jeugdbeschermer die eerder betrokken is geweest bij het gezin heeft aangegeven dat het voor de moeder geen zin heeft op opnieuw te verhuizen, omdat zij op het moment dat zij naar buiten gaat weer iemand tegen kan komen uit het netwerk van de vader waarna de vader weer weet waar de moeder woont. De vader heeft een verstandelijke beperking en dat maakt de situatie ingewikkeld. De GI ziet een moeder die het beste wil voor haar zoon en die wil dat hij veilig is. De GI gunt de moeder dat er een jeugdbeschermer naast haar komt staan om weerstand te bieden tegen de vader.
4.2.
De moeder brengt ter zitting het volgende naar voren. Toen [minderjarige] werd geboren was de moeder 17 jaar oud. De moeder heeft in die tijd gevraagd om hulp bij verschillende instanties. Het klopt dat de moeder weerbaarder moet worden jegens de vader. Zij is daar open en eerlijk over. De moeder heeft er alles aan gedaan om te zorgen dat [minderjarige] zijn vader kon blijven zien, maar hierdoor kon de vader meteen ook greep houden op het leven van de moeder. De vader heeft een licht verstandelijke beperking en kan erg argwanend zijn. De vorige jeugdbeschermer had een goede band met hem, dat hielp. Als de GI eerder meer grip had gehouden op de situatie en de ondertoezichtstelling niet had afgesloten, zou de situatie nu anders zijn geweest. De moeder vraagt zich af wat het nut is van opnieuw een ondertoezichtstelling en of de GI de juiste instantie is om haar te helpen. Misschien kan de vader verplicht een coachingstraject of training volgen. De vader blowt en drinkt en daar maakt de moeder zich zorgen om. De moeder vindt het niet terecht dat zij met jeugdzorg in aanraking komt, terwijl zij haar leven op orde heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De Raad maakt zich zorgen over de onveiligheid en onvoorspelbaarheid in het leven van [minderjarige] . Hij is getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. De Raad vermoedt dat [minderjarige] hierdoor last heeft van een onverwerkt trauma waarvoor therapie nodig is. Er zijn nu nog geen directe zorgen over de groei en ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] wordt omschreven als een lief, sociaal en enthousiast jongetje van 6 jaar oud. Gezien wordt dat de moeder haar uiterste best doet voor [minderjarige] en goed voor hem zorgt. De moeder was nog heel jong toen [minderjarige] werd geboren en combineert de opvoeding van [minderjarige] met een studie en een baan. Dat kan heel pittig zijn. De Raad vermoedt dat het de moeder soms te veel wordt en maakt zich daarom zorgen over de verhouding tussen de draagkracht en draaglast van de moeder.
5.3.
Verder vindt de Raad het zorgelijk dat [minderjarige] momenteel geen (fysiek) contact heeft met de vader. De moeder zegt dat zij het belangrijk vindt dat [minderjarige] contact heeft met zijn vader, maar dat vraagt ook veel van haar. In het raadsrapport staat dat de moeder het liefst zou zien dat er een partij wordt aangesteld die afspraken met de vader ten aanzien van [minderjarige] kan organiseren, zodat zij niet langer in contact hoeft te treden met de vader. De vader heeft geen gezag, wat met zich meebrengt dat de moeder zelfstandig gezagsbeslissingen met betrekking tot [minderjarige] kan nemen. Tegelijkertijd betekent deze gezagssituatie dat de vader in het kader van een ondertoezichtstelling niet kan worden verplicht om mee te werken aan hulpverlening. Dat dilemma (h)erkennen de Raad en de GI. Desondanks zijn zij van mening dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De Raad en de GI vinden het van belang dat er een jeugdbeschermer naast de moeder komt te staan om haar te ondersteunen en de nodige hulpverlening in te schakelen.
5.4.
De kinderrechter is het met de Raad en de GI eens. Omdat er niet direct een vaste jeugdbeschermer vanuit de GI beschikbaar is en de kinderrechter een vinger aan de pols wil houden, zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] echter worden uitgesproken voor een kortere duur dan is verzocht. De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden tot hierna te noemen pro forma datum.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de Raad om voor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 17 juli 2024 tot 17 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot
1 december 2024 pro formaen bepaalt dat de Raad, de GI, de moeder en de vader tegen een nader te bepalen zitting, gelegen vóór 17 januari 2025, dienen te worden opgeroepen;
6.4.
verzoekt de Raad voor de genoemde pro forma datum aan de kinderrechter de sub punt 5.5. verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI en de moeder.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier, en op schrift gesteld op 31 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.