In deze zaak heeft Baat Medical Products B.V. (hierna: Baat) een kort geding aangespannen tegen de curator van Ipadic B.V. (hierna: de Curator) met als doel de executie van een eerder vonnis van de voorzieningenrechter te schorsen. Dit vonnis, gewezen op 22 maart 2021, verplichtte Baat om dertien prototypes van een insulinepomp aan Ipadic af te geven. Baat stelt dat zij grotendeels aan deze verplichtingen heeft voldaan en dat er een reële kans bestaat dat in een andere procedure zal blijken dat de dwangsom, die is opgelegd voor het niet voldoen aan de verplichtingen, dient te worden verminderd tot nihil.
De mondelinge behandeling vond plaats op 2 juli 2024, waarbij partijen hebben geprobeerd een regeling te treffen, maar dit is niet gelukt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de feiten en het geschil beoordeeld. Baat heeft aangevoerd dat zij geen zaken onder zich heeft die zij op grond van het vonnis aan Ipadic moest afgeven en dat zij geen dwangsommen heeft verbeurd. De Curator betwist dit en stelt dat Baat niet volledig heeft voldaan aan de veroordelingen uit het kort geding vonnis.
De voorzieningenrechter oordeelt dat Baat in elk geval grotendeels heeft voldaan aan haar verplichtingen uit het vonnis en dat er een reële kans is dat in een andere procedure zal blijken dat de dwangsom dient te worden verminderd. Daarom wordt de executie van het vonnis in kort geding van 22 maart 2021 geschorst totdat er een eindvonnis is gewezen in een daartoe geëigende procedure of totdat partijen overeenstemming bereiken. De kosten worden gecompenseerd.