ECLI:NL:RBROT:2024:7488
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- M.C. Woudstra
- H. Philips
- Rechtspraak.nl
Huisverbod en beroepsgronden tegen contactverbod in familiezaken
Op 14 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K.C. van de Wijngaart, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente [gemeente] om een huisverbod op te leggen. Dit huisverbod was oorspronkelijk opgelegd op 30 juli 2024 en verlengd op 8 augustus 2024. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening en heeft tegen het verlengde huisverbod beroep ingesteld. Tijdens de zitting waren ook de gemachtigde van de burgemeester en vertegenwoordigers van Veilig Thuis aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod heeft kunnen opleggen en verlengen, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van de achterblijfster een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van de betrokkenen. De rechter heeft daarbij de belangen van de achterblijfster en het kind zwaarder laten wegen dan de belangen van verzoeker bij terugkeer naar de woning.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het huisverbod op te heffen, aangezien er nog geen systeemgesprek heeft plaatsgevonden en er geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt. De rechter heeft benadrukt dat de kans op herhaling van geweld groot is, gezien de eerdere incidenten en de huidige omstandigheden. De uitspraak biedt een duidelijk voorbeeld van de toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) en de afweging van belangen in familiezaken.