ECLI:NL:RBROT:2024:7488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/684121 / KG ZA 24-781 (beroep) en C/10/648133 / FA RK 24-5991 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod en beroepsgronden tegen contactverbod in familiezaken

Op 14 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K.C. van de Wijngaart, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente [gemeente] om een huisverbod op te leggen. Dit huisverbod was oorspronkelijk opgelegd op 30 juli 2024 en verlengd op 8 augustus 2024. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening en heeft tegen het verlengde huisverbod beroep ingesteld. Tijdens de zitting waren ook de gemachtigde van de burgemeester en vertegenwoordigers van Veilig Thuis aanwezig.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod heeft kunnen opleggen en verlengen, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van de achterblijfster een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van de betrokkenen. De rechter heeft daarbij de belangen van de achterblijfster en het kind zwaarder laten wegen dan de belangen van verzoeker bij terugkeer naar de woning.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het huisverbod op te heffen, aangezien er nog geen systeemgesprek heeft plaatsgevonden en er geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt. De rechter heeft benadrukt dat de kans op herhaling van geweld groot is, gezien de eerdere incidenten en de huidige omstandigheden. De uitspraak biedt een duidelijk voorbeeld van de toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) en de afweging van belangen in familiezaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/684121 / KG ZA 24-781 (beroep) en
C/10/648133 / FA RK 24-5991 (voorlopige voorziening)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
14 augustus 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen
[verzoeker], verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde mr. K.C. van de Wijngaart,
en
de burgemeester van de gemeente [gemeente], verweerder,
gemachtigde mr. M. Baardman,
in welke zaken belanghebbenden zijn:
[achterblijfster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: achterblijfster,
en
[naam kind], hierna: [voornaam kind] .

1.Ontstaan en loop van de procedure

1.1.
Bij besluit van 30 juli 2024 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
1.2.
Bij besluit van 8 augustus 2024 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot
27 augustus 2024.
1.3.
Bij brief van 9 augustus 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 8 augustus 2024 (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2024. Aanwezig waren:
 verzoeker en mr. L.D. Lubrano, waarnemend voor mr. K.C. van de Wijngaart;
 de gemachtigde van verweerder;
 Veilig Thuis, vertegenwoordigd door [persoon A] en [persoon B] ;
 achterblijfster.

2.Beslissing

De voorzieningenrechter:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af,
 wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

3.Overwegingen

Weergave bestreden besluit en verzoek en beroep
3.1.
Bij besluit van 30 juli 2024 heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van achterblijfster (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
3.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wth. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van achterblijfster nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
3.3.
Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Spoedeisend belang
3.4.
Verzoeker heeft door het opgelegde en verlengde huisverbod geen toegang tot zijn woning en geen contact met achterblijfster en [voornaam kind] . Het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening is daarmee gegeven.
Kortsluiten met afwijzen verzoek voorlopige voorziening
3.5.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, als tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.6.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, als het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan als beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, verder onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
3.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het
beroep.

4.Beoordeling beroepsgronden

4.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover hier van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.
Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wth betrekt de rechter bij de beoordeling van het huisverbod tevens de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het huisverbod.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
4.2.
Omdat verzoeker geen beroep heeft ingediend tegen het opleggen van het huisverbod staat vast dat het gevaar bestond op het moment dat verweerder dit besluit nam en dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om aan verzoeker een huisverbod op te leggen.
4.3.
Beoordeeld moet dus worden of het gevaar ten tijde van het verlenging van het huisverbod (nog) blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat. Als blijkt van dat gevaar, dan is verweerder bevoegd het huisverbod te verlengen en voor zover nog blijkt van dat gevaar, is verweerder bevoegd het huisverbod voort te laten duren.
Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, gebruik kan en heeft kunnen (blijven) maken van die bevoegdheid.
4.4.
Verzoeker wil graag contact met achterblijfster, gelet op haar zwangerschap en haar gezondheidssituatie en de financiële huishouding die zij samen voeren. Verzoeker kan op een andere verblijfplaats verblijven waardoor hij niet in de woning aanwezig hoeft te zijn. Verder staat verzoeker open voor gesprekken, begeleiding en hulpverlening. Hij heeft al gesprekken met de reclassering en Fivoor en is op 13 augustus 2024 onder voorwaarden geschorst.
4.5.
Gebleken is dat er voorafgaand aan het bestreden besluit geen systeemgesprek heeft plaatsgevonden omdat verzoeker in bewaring zat en in de PI verbleef. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de dreiging van het gevaar nog niet was geweken. Verweerder was dan ook bevoegd het huisverbod te verlengen. Verweerder heeft, alle belangen afwegend, in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat de belangen van achterblijfster en [voornaam kind] bij verlenging van het huisverbod, te weten veiligheid, hulpverlening en rust, zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker bij terugkeer van de woning en contact met achterblijfster en [voornaam kind] . Uit de stukken blijkt dat er sprake is geweest van forse onveiligheid voor achterblijfster, [voornaam kind] , de kinderen van verzoeker en het ongeboren kindje. Dat achterblijfster graag contact wil met verzoeker, maakt dit niet anders. Hierbij is van belang dat de kans op herhaling van geweld groot is, nu verzoeker ondanks dat hij onder reclasseringstoezicht staat vanwege een eerder soortgelijk incident, onder invloed van alcohol achterblijfster heeft mishandeld en zowel haar als de drie minderjarigen kinderen in onveiligheid heeft gebracht.
4.6.
Ten slotte moet worden beoordeeld of er op dit moment aanleiding bestaat om het huisverbod op te heffen. Hiervoor bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding. Er heeft tot op heden nog geen systeemgesprek plaatsgevonden en er zijn nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. Er staat een systeemgesprek gepland voor
16 augustus 2024, waarin onder meer zal worden gesproken over de wens van verzoeker en achterblijfster om hun relatie voort te zetten. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat als er veiligheidsafspraken zijn gemaakt en de situatie stabiel en veilig wordt bevonden, het huisverbod mogelijk kan worden opgeheven. Dit zal enkele dagen in beslag nemen. Hieruit volgt dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid het huisverbod te laten voortduren.
4.7.
Het betoog faalt.

5.Conclusie

5.1.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
5.2.
Omdat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
5.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Aldus gedaan door mr. M.C. Woudstra, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en H. Philips, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: