In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [eiseres] en STICHTING TRIVIRE, die is ontstaan na een bomexplosie die de gehuurde woning onbewoonbaar heeft gemaakt. [Eiseres] huurt sinds juli 2005 een woning van Trivire in Dordrecht. Na de explosie in november 2023, die de woning ernstig beschadigde, heeft Trivire de huurovereenkomst op grond van artikel 7:210 lid 1 BW buitengerechtelijk ontbonden. [Eiseres] betwist de rechtsgeldigheid van deze ontbinding en vordert dat Trivire de gebreken herstelt en de woning weer ter beschikking stelt. Daarnaast vordert zij subsidiair vervangende woonruimte.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig was, omdat de woning door de explosie dermate beschadigd was dat herstel onmogelijk was. De gemeente had een sloopvergunning verleend en de sloopwerkzaamheden waren gestart. De rechter oordeelde dat Trivire niet verplicht was om [eiseres] vervangende woonruimte aan te bieden, omdat er geen wettelijke verplichting voorhanden was en Trivire in haar beleid vrij was om te bepalen hoe zij omging met de huisvesting van huurders. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 7:210 en 7:206, en de vrijheid van verhuurders om hun beleid te bepalen in situaties waarin zij wettelijk bevoegd zijn om een huurovereenkomst te ontbinden.