ECLI:NL:RBROT:2024:8073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/680045 / JE RK 24-1094
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korte verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in pleeggezin met aandacht voor hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2024, waarbij de moeder, pleegouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, bleek dat niet alle belanghebbenden over dezelfde stukken beschikten, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en pleegouders niet alle relevante documenten hadden ontvangen, waaronder het gezinsplan en het KSCD-rapport. Dit heeft geleid tot de beslissing om de zaak aan te houden, zodat de GI de ontbrekende stukken kan overleggen en de advocaat van de moeder aanwezig kan zijn bij de volgende zitting. De kinderrechter heeft wel besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voorlopig te verlengen tot 15 oktober 2024, omdat de minderjarige nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk drie werkdagen voor de volgende zitting een rapportage over de stand van zaken te overleggen, en kijkt uit naar de toetsing van de Raad op grond van artikel 1:265j BW.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/680045 / JE RK 24-1094
Datum uitspraak: 2 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. S.M. Hoogenraad, kantoor houdende te Zoetermeer.
[naam 2] en [naam 3],
hierna te noemen de pleegouders, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van 21 mei 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het gezinsplan van de GI van 27 juni 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een bericht van de advocaat van de moeder van 2 juli 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 4] ;;
- de pleegouders.
Er is bijzondere toegang verleend aan de stiefmoeder, te weten [naam 5] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 15 juli 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 maart 2024 de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 15 juli 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het KSCD-onderzoek is kortgeleden afgerond. Het KSCD-rapport is gisteren gedeeld met de GI, de moeder en de rechtbank. Als de moeder toestemming geeft kan het rapport met derden worden gedeeld. Omdat de pleegouders niet beschikken over het rapport, heeft de GI conclusies van het rapport opgenomen in het gezinsplan. De pleegouders kunnen het gezinsplan wel inlezen. Het is een beslissings-ondersteunend onderzoek, waardoor het moet worden meegenomen in de procedure. De GI heeft haar administratie de opdracht gegeven om het gezinsplan te delen met de belanghebbenden. Het is mogelijk dat dit nog op de post is of dat er iets is misgegaan, als nog niet iedereen het heeft ontvangen. Daarnaast is er geen advies van de Raad na twee jaar uithuisplaatsing, omdat de Raad dit niet op tijd kon afronden. De GI kan zich vinden in een verlenging voor de duur van drie maanden. De komende periode kan het advies van het KSCD worden besproken en kan EMDR-therapie starten.
4.2.
Ter zitting heeft de moeder het volgende aangegeven. De moeder zou graag worden bijgestaan door haar advocaat. Zij was in de veronderstelling dat de advocaat ook een oproep kreeg voor deze zitting, maar dit bleek niet zo te zijn. De moeder heeft het verzoek niet kunnen bespreken met de advocaat en vraagt om een aanhouding van het verzoek. Daarnaast heeft de moeder het gezinsplan en het definitieve KSCD-rapport nog niet ontvangen. De moeder heeft nog geen toestemming gegeven voor het delen van de resultaten van het KSCD-rapport. De komende periode is het belangrijk dat [minderjarige] EMDR-therapie krijgt. Ook zou de moeder graag een uitbreiding van de omgangsregeling willen tussen [minderjarige] en haar.
4.3.
De pleegouders hebben zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter heeft kort voor de zitting een aanhoudingsverzoek van de advocaat van de moeder ontvangen, omdat zij niet op de hoogte was van de zitting. De advocaat kon daardoor vandaag haar cliënt niet bijstaan.
5.2.
Daarnaast is gebleken dat niet alle belanghebbenden over dezelfde stukken beschikken. De moeder heeft het gezinsplan niet gelezen en de pleegouders hebben het gezinsplan en het KSCD-rapport (nog) niet ontvangen. Er is daarmee niet voldaan aan het bepaalde in artikel 1.5. van het Procesreglement Civiel Jeugdrecht dat inhoudt dat van alle berichten aan de rechtbank, niet zijnde verzoekschriften, door onder meer de GI tegelijkertijd een afschrift aan de belanghebbenden moet worden gezonden. Dit artikel vloeit voort uit het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, zoals onder meer vastgelegd in artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit artikel vereist dat partijen over de stukken beschikken die door de wederpartij, ter onderbouwing van zijn standpunt, aan de rechter zijn overgelegd, zodat zij zich daarover kunnen uitlaten. Het is de rechter verboden zijn beslissing (mede) te baseren op stukken waarover een partij zich niet heeft kunnen uitlaten, tenzij partijen uitdrukkelijk daarmee instemmen (zie onder meer de uitspraak van deze rechtbank van 19 maart 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:3349)
5.3.
Tot slot is gebleken dat de toetsing van de Raad zoals bedoeld in artikel 1:265j Burgerlijk Wetboek (hierna BW) ontbreekt.
5.4.
Om de GI de gelegenheid te geven de ontbrekende stukken te overleggen en om de advocaat van de moeder aanwezig te kunnen laten zijn bij de zitting, zal de kinderrechter de zaak aanhouden.
5.5.
Op basis van de met alle belanghebbenden wél gedeelde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter
vooralsnogvan oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.6.
Gebleken is dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij heeft een belast verleden en de zorgen zijn nog onverminderd aanwezig. Zo heeft hij een trauma opgelopen en is de emotieregulatie van de moeder onvoldoende. De moeder zet stappen vooruit, maar is op dit moment niet in staat om de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] op zich te nemen. Om de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van [minderjarige] bij de pleegouders te waarborgen, is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nodig.
5.7.
Gelet op al het bovenstaande zal de kinderrechter, in afwachting van de volgende zitting, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor de duur van drie maanden, te weten tot 15 oktober 2024. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden, te weten tot 15 oktober 2024. De kinderrechter houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan tot een hierna te noemen zittingsdatum.
5.8.
De GI wordt verzocht om, indien zij dat wenst, uiterlijk drie werkdagen voor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter een briefrapportage (met afschrift aan de moeder, haar advocaat en de pleegouders) te overleggen over de stand van zaken op dat moment. Daarnaast ziet de kinderrechter de toetsing van de Raad op grond van artikel 1:265j BW tegemoet, met afschrift aan de belanghebbenden. Tot slot dient de GI zich te beraden op het hiervoor bij punt 5.2. vermelde.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 15 oktober 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin tot 15 oktober 2024;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de moeder, mr. S.M. Hoogenraad en de pleegouders op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan
Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op 20 augustus 2024 om 10:00 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.4.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder, mr. S.M. Hoogenraad en de pleegouders;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI en de belanghebbenden) de verzochte rapportages te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.