ECLI:NL:RBROT:2019:3349

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
C/10/553282 / JE RK 18-2020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die twee rapporten heeft opgesteld over de opvoedcapaciteiten van de ouders, één voor de moeder en één voor de vader. De ouders kregen echter geen inzage in elkaars rapport, wat leidde tot bezwaren van beide partijen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft bijzondere toegang verleend aan een medewerkster van het wijkteam.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het beginsel van hoor en wederhoor, zoals vastgelegd in artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet is nageleefd. Dit houdt in dat partijen recht hebben op inzage in de stukken die door de wederpartij zijn overgelegd. De kinderrechter heeft daarom besloten om de rapportages niet mee te wegen in de beslissing. Desondanks is het van belang dat de bevindingen van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) worden gerapporteerd, zodat er een goede beslissing kan worden genomen over de minderjarige.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] bij de vader te verlengen tot 31 mei 2019, met de voorwaarde dat de GI uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage indient. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 8 april 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/553282 / JE RK 18-2020
datum uitspraak: 19 maart 2019

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [naam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 januari 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief met bijlagen van de GI van 8 maart 2019, ingekomen bij de griffie op 11 maart 2019.
Op 19 maart 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. van Seventer,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een medewerkster van het wijkteam, mevrouw [naam medewerkster wijkteam] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam minderjarige] woont bij de vader.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft destijds verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 21 augustus 2019.

De beoordeling

Het beginsel van hoor en wederhoor, zoals onder meer vastgelegd in artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vereist dat partijen over de stukken beschikken die door de wederpartij, ter onderbouwing van zijn standpunt, aan de rechter zijn overgelegd, zodat zij zich daarover kunnen uitlaten. Het is de rechter verboden zijn beslissing (mede) te baseren op stukken waarover een partij zich niet heeft kunnen uitlaten, tenzij partijen uitdrukkelijk daarmee instemmen.
De wijze waarop het KSCD in deze zaak heeft gerapporteerd – namelijk door het uitbrengen van afzonderlijke rapportages met betrekking tot persoonlijkheidsonderzoeken van de ouders, waarbij de ouders inzage in de rapportages over de andere ouder zijn onthouden – staat op gespannen voet met dat beginsel van hoor en wederhoor. Om die reden heeft de kinderrechter (nog) geen kennis genomen van bedoelde rapporten.
De ouders en de advocaat van de moeder hebben ter zitting desgevraagd aangegeven er bezwaar tegen te hebben dat beide rapportages door de kinderrechter mede aan de beslissing ten grondslag kunnen worden gelegd. Vanwege deze standpunten kunnen de rapportages door de kinderrechter niet bij de beslissing worden meegewogen. Eerder is door de kinderrechter in soortgelijke zaken gelijkluidend beslist ( ECLI:NL:RBROT:2013:9494 en ECLI:NL:RBROT:2018:1621). Nu bevindingen van het KSCD echter wel van belang zijn om over [naam minderjarige] een goede beslissing te kunnen nemen, ligt het op de weg van de GI dan wel het KSCD, een manier te vinden om zowel de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als het recht op hoor en wederhoor te eerbiedigen en toch aan de kinderrechter te rapporteren. Een andere optie is dat wordt bewerkstelligd dat partijen er nadrukkelijk mee instemmen dat de kinderrechter (mede) oordeelt op grond van een stuk dat zij niet hebben ingezien.
Uit de eerder overgelegde en door de kinderrechter gelezen stukken blijkt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] bij de vader
vooralsnognoodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van twee maanden. De behandeling van het verzoek voor het overige zal worden aangehouden in afwachting van een oplossing voor het in de vorige alinea van deze beschikking geschetste probleem. De kinderrechter verzoekt de GI daarover uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] bij de vader tot 31 mei 2019;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden en het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. Van Seventer in deze zaak zal plaatsvinden op
23 mei 2019 te 9:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. J. van Driel, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. Van Seventer;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 8 april 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.