ECLI:NL:RBROT:2024:8654
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing faillissementsuitkering wegens ontbreken gezagsverhouding tussen eiser en werkgever
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2024, in de zaak tussen eiser en het UWV, werd de aanvraag van eiser voor een faillissementsuitkering afgewezen. Eiser had verzocht om een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) na de faillietverklaring van zijn werkgever op 23 mei 2023. Het UWV had de aanvraag afgewezen op 13 oktober 2023, en na bezwaar bleef het UWV bij zijn standpunt. Eiser stelde dat er wel degelijk sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er een gezagsverhouding bestond. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst, zoals vastgelegd in artikel 3 van de WW, niet waren vervuld. Eiser had geen arbeidsovereenkomst overgelegd en er was onvoldoende bewijs dat hij onder gezag en toezicht van zijn werkgever werkte. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiser geen werknemer in de zin van de WW was, en dat hij daarom geen aanspraak kon maken op de faillissementsuitkering. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.