ECLI:NL:RBROT:2024:8658
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor compensatie in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser, een gedupeerden van de toeslagenaffaire, had verzocht om een eenmalig bedrag van € 30.000,- op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen had echter besloten om dit bedrag niet toe te kennen na een lichte toets, omdat eerder aan zijn partner dit bedrag was toegekend. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht heeft besloten om geen extra bedrag aan eiser toe te kennen, omdat de compensatie die aan zijn partner was verstrekt, het totaalbedrag van € 30.000,- niet overschreed. De rechtbank wijst erop dat de wetgeving een onderscheid maakt tussen gedupeerden met en zonder toeslagpartner, en dat dit onderscheid gerechtvaardigd is. Eiser had ook een verzoek gedaan om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op het gevraagde bedrag, maar dat hij wel recht heeft op een schadevergoeding van € 1.000,- van de Staat en € 500,- van de Dienst Toeslagen wegens de overschrijding van de redelijke termijn.