ECLI:NL:RBROT:2024:8821
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam in de proceskosten beoordeeld. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 14 augustus 2024, maar trok zijn verzoek in nadat het college dit besluit op 27 augustus 2024 had ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar het college gaf aan niet bereid te zijn om de kosten te vergoeden, omdat het opschortingsbesluit van 14 augustus 2024 rechtmatig was.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De rechter legt uit dat een bestuursorgaan alleen in de proceskosten kan worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift. In dit geval is het college niet tegemoetgekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, omdat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het indienen van het verzoek. De voorzieningenrechter concludeert dat de verzoeker niet tijdig de gevraagde bankafschriften heeft ingeleverd, wat leidde tot de opschorting van zijn bijstandsuitkering. Hierdoor is het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.