In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 15 mei 2024, is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel in een gezinshuis verblijven. Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder en haar advocaat aanwezig, terwijl de vader en de stiefvader niet verschenen, ondanks dat zij correct waren opgeroepen. De rechtbank heeft in haar beoordeling het verzoekschrift van de GI meegenomen, dat op 6 maart 2024 was ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen baat hebben bij de stabiliteit en structuur die het gezinshuis biedt. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, waarbij zij aanvoert dat zij zelf voor de kinderen kan zorgen en dat er nog niet alle hulp is ingezet om een goede opvoedsituatie thuis te creëren. De rechtbank heeft ook de rol van de stiefvader in de procedure overwogen, maar hem niet als belanghebbende aangemerkt, omdat de zaak niet rechtstreeks op zijn rechten of verplichtingen betrekking heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging verlengd tot 1 oktober 2024, met een pro forma zitting op 1 augustus 2024 om de voortgang van het KSCD-onderzoek te bespreken.