ECLI:NL:RBROT:2024:897

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
83/239467-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Accijnsfraude en valsheid in geschrift door wijziging van smeerolie naar dieselbrandstof

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van accijnsfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], was directeur van [bedrijf08] en wordt verweten dat hij samen met anderen betrokken was bij een criminele organisatie die accijnsgoederen, in dit geval smeerolie, omkatte naar dieselbrandstof. De smeerolie werd accijnsvrij ingekocht in België en vervolgens als dieselbrandstof verkocht in Nederland, zonder dat de verschuldigde accijns werd afgedragen. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de activiteiten van [bedrijf08], maar kon niet wettig en overtuigend bewijzen dat hij op de hoogte was van de frauduleuze handelingen. De medeverdachte [medeverdachte01] heeft verklaard dat de verdachte op de hoogte was van het omkatten van de smeerolie, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de verdachte binnen de organisatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/239467-20
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. C. Onnink, advocaat te Diemen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 29 en 30 november 2023, 6, 7 en 11 december 2023 en 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. F.B.W. Groendijk en V.A.M.G. van de Bilt (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
In de periode van 1 april 2015 tot en met 30 september 2016 hebben de bedrijven [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ), [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) en [bedrijf03] (hierna: [bedrijf03] ), opvolgend op elkaar, smeerolie ingekocht bij [bedrijf04], gevestigd in Tsjechië. Het betrof zogenaamde designer fuels, die werden verhandeld onder de namen Lubriform, Lubricant oil Hantlom, Lubricant oil Kayla en Hantsynth. Deze designer fuels werden geproduceerd door twee verschillende Belgische bedrijven, te weten [bedrijf05] in Gent en [bedrijf06] in Hemiksem. De term "designer fuels" is een verzamelnaam voor samengestelde (designed) olieproducten die in dit geval bestemd waren voor het gebruik als anti-kleef vloeistof, smeermiddel of additief bij betonmix. Deze producten zijn door [bedrijf05] en [bedrijf06] vrij van accijns geleverd.
De door [bedrijf01] , [bedrijf02] , en [bedrijf03] ingekochte smeerolie is door hen als dieselbrandstof verkocht aan [bedrijf07] , die het op zijn beurt als dieselbrandstof verkocht aan [medeverdachte rechtspersoon01]. Door laatstgenoemde werd het als dieselbrandstof aan de pomp verkocht bij de tankstations in Lijnden en Nieuwe Niedorp.
Door de Belgische producenten is bij afgifte van de ladingen smeerolie aan de chauffeurs ten behoeve van het transport daarvan een CMR-vrachtbrief verstrekt. Daarop stond onder meer vermeld de commerciële benaming van de smeerolie alsmede de daarbij behorende ADR-gevarencode: klasse 9 / UN-3082 (90/3082). De chauffeurs die de ladingen van België naar Nederland vervoerden, leverden na het passeren van de Nederlandse grens, overeenkomstig de aan hen gegeven instructies, de Belgische CMR-vrachtbrieven in. Aan hen werden vervolgens nieuwe CMR-vrachtbrieven verstrekt met daarop als goederenomschrijving gasolie, dieselolie, autodiesel of winterdiesel (hierna: diesel), onder vermelding van de daarbij behorende ADR-gevarencode: 30/1202. Ook de op het transportmiddel gevoerde ADR-borden werden, volgens instructie, door de chauffeurs na het passeren van de Nederlandse grens omgewisseld: van borden bestemd voor het vervoer van smeerolie naar die voor het vervoer van diesel. Alle transporten vanuit Gent en Hemiksem in België zijn, behoudens een korte tussenstop voor het verwisselen van de CMR-vrachtbrief en de ADR-borden, rechtstreeks naar de tankstations in Lijnden of Nieuwe Niedorp gegaan.
In de periode van 31 mei 2016 tot en met 30 september 2016 heeft [medeverdachte01] , eigenaar en directeur van [bedrijf08] (hierna [bedrijf08] .), als chauffeur diverse transporten uitgevoerd van België naar Nederland, op de wijze zoals hiervoor beschreven.
4.2.
Het verwijt
Aan de verdachte wordt kort gezegd verweten dat [bedrijf08] . zich in de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 september 2016, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan accijnsfraude (feit 2) en aan valsheid in geschrift door valse CMR-vrachtbrieven op te maken en te gebruiken (feit 3), aan welke gedragingen de verdachte feitelijke leiding althans opdracht heeft gegeven. Ook wordt hem deelname aan een criminele organisatie verweten, die tot oogmerk had het plegen van accijnsfraude en valsheid in geschrift (feit 1).
De accijnsfraude heeft hierin bestaan dat smeerolieproducten, bestemd voor het gebruik als anti-kleef vloeistof, smeermiddel of additief bij betonmix, accijnsvrij zijn ingekocht in België. Gelet op het gebruiksdoel was deze smeerolie kennelijk niet bestemd om te worden gebruikt als brandstof voor verwarming, als motorbrandstof of als additief in motorbrandstoffen, zodat de ladingen ingekochte smeerolie onder de vrijstellingsbepaling van artikel 64 van de Wet op de accijns vielen. Na het passeren van de Nederlandse grens is de bestemming van de ladingen smeerolie gewijzigd in motorbrandstof (gasolie/diesel). In Nederland zijn deze ladingen smeerolie vervolgens ook als motorbrandstof verhandeld en uiteindelijk aan de pomp verkocht. Door wijziging van het gebruik van de smeerolie in motorbrandstof, is de vrijstellingsregeling van artikel 64 van de Wet op de accijns niet meer van toepassing en is daarover, gelet op het bepaalde in de artikelen 1 en 25 van die wet, accijns verschuldigd. Er is echter geen accijns afgedragen.
4.3.
Standpunt officier van justitie
De verdachte is oprichter, mede-eigenaar en bestuurder van [bedrijf08] . De verdachte was op de hoogte van het omkatten van smeerolie tot dieselolie. Volgens de medeverdachte [medeverdachte01] wist de verdachte van de werkwijze waarbij door hem als chauffeur na het passeren van de grens de CMR-vrachtbrieven en de ADR-borden werden omgewisseld. Daarnaast gaf de medeverdachte [medeverdachte01] de Belgische CMR-vrachtbrieven aan de verdachte. De verdachte was dus op de hoogte van het fraudepatroon. De frauduleuze handelingen kunnen in redelijkheid aan [bedrijf08] . worden toegerekend. De gedragingen speelden zich af in de sfeer van de rechtspersoon [bedrijf08] . en het voorhanden hebben van niet in de heffing betrokken accijnsgoederen en het valselijk opmaken van vrachtbrieven vond plaats door of onder verantwoordelijkheid van de verdachte. Het paste in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf08] ., is [bedrijf08] . dienstig geweest en [bedrijf08] . kon daarover beschikken. De verdachte heeft daaraan als directeur en eigenaar van [bedrijf08] ., die tevens administratieve werkzaamheden voor [bedrijf08] . uitvoerde, feitelijke leiding gegeven.
Ten aanzien van de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie wordt aangevoerd dat de verdachte met [bedrijf08] . een centrale rol vervulde bij het omkatten van de smeerolie als brandstof, omdat de verdachte met deze rechtspersoon het vervoer verzorgde en de CMR-vrachtbrieven en ADR-borden tijdens het vervoer werden omgewisseld.
4.4.
Beoordeling
Ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte01] is komen vast te staan dat hij als mededader betrokken is geweest bij de accijnsfraude en zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft zijn aandeel bekend en de eerder aan hem door de officier van justitie aangeboden strafbeschikking geaccepteerd. De gedragingen van de medeverdachte [medeverdachte01] zijn toe te rekenen aan [bedrijf08] . De medeverdachte [medeverdachte01] was werkzaam voor [bedrijf08] . en de door hem uitgevoerde transporten van smeerolie/diesel van België naar Nederland, vergezeld van de bijbehorende CMR-vrachtbrieven, pasten binnen de bedrijfsvoering van [bedrijf08] . en waren [bedrijf08] . dienstig. Als directeur van [bedrijf08] . had de medeverdachte [medeverdachte01] bovendien zeggenschap over het uitvoeren van deze transporten. Volgens de medeverdachte [medeverdachte01] was ook de verdachte volledig op de hoogte van de frauduleuze handelingen en de valse CMR-vrachtbrieven. Dit wordt echter door de verdachte ontkend, terwijl er naast de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte01] geen andere bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit de wetenschap van de verdachte van de aan hem ten laste gelegde gedragingen blijkt. De functie van de verdachte als directeur van [bedrijf08] . en het feit dat hij gedurende enige tijd facturen voor [bedrijf08] heeft opgesteld, biedt onvoldoende steun aan de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte01] dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de strafbare gedragingen. Hieruit volgt dat, gelet op het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De vraag naar de betrouwbaarheid van de door de medeverdachte [medeverdachte01] afgelegde verklaringen, waaraan door de verdediging met steekhoudende argumenten serieuze aandacht is besteed, kan daarom in het midden blijven. Ook de door de officier van justitie aangehaalde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte02] , inhoudende dat hij de CMR-vrachtbrieven afgaf aan de verdachte, is buiten beschouwing gebleven, omdat deze door de medeverdachte [medeverdachte02] ter zitting is afgelegd in zijn eigen zaak.
4.5.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Aagaard en S.T.C.J.M. de Jongh, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 januari 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 mei 2015 tot en met 31 september 2016 Amsterdam en/of Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Berschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas en/of Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Leiden en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon en/of Breda en/of Hemiksem en/of Gent en/of elders in Nederland en/of België, heeft deelgenomen, aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon02] en/of [medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte06] en/of [medeverdachte07] en/of [bedrijf08] en/of [medeverdachte08] en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte09]
, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- Accijnsfraude (art. 5 jo. art. 97 Wet op de Accijns) en/of
- Valsheid in geschrift (art. 225 lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht);
2.
de rechtspersoon [bedrijf08] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 mei 2016 tot en met 31 september 2016 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Berschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas en/of Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon en/of Breda en/of elders in Nederland en/of België tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten 813.423 liter, althans een hoeveelheid,
- Lubriform en/of
- lubricant oil Hantlom (GN-code 2710) en/of
- lubricant oil Kayla (GN-code 2710) en/of
- Hantsynth (GN-code 3403),
zijnde minerale oliën (als bedoeld in artikel 25 lid 1 ahf/ond b en g van de Wet op de Accijns) die bestemd zijn voor gebruik en/of worden aangeboden voor verkoop en/of worden gebruikt als motorbrandstof en/of additief en/of als vulstof in motorbrandstof
a. a) heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen en/of
b) voorhanden heeft gehad terwijl dat/die goed(eren) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing is betrokken tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
De rechtspersoon [bedrijf08] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 mei 2016 tot en met 31 september 2016 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Berschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas en/of Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon en/of Breda en/of elders in Nederland en/of België tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, één of meer valse en/of vervalste CMR-vrachtbrieven met betrekking tot zendingen minerale oliën aan [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [naam01] en/of [medeverdachte03] ( [adres02]) van
- 7 juli 2016 (DOC-0915-5 en/of DOC-915-8) en/of
- 29 augustus 2019 (DOC-916-4 en/of DOC-0916-7)
zijnde (elk) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen,
a. a) (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen, met het oogmerk om dit als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken en/of
b) opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij/zij en/of zijn/haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij echt en onvervalst
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat op deze CMR-vrachtbrief/-vrachtbrieven (telkens) valselijk in strijd met de waarheid is vermeld dat er een hoeveelheid (auto)diesel, een goed onder de ADR-gevarenklassen code 30/1202, althans een goed onder de ADR-gevarenklasse code 30/1202 is vervoerd en/of afgeleverd (terwijl – in werkelijkheid – Lubriform en/of lubricant oil Hantlom en/of lubricant oil Kayla en/of Hantsynth, zijnde één of meer goed(eren) als bedoeld onder de ADR-gevarenklasse code 90/3082 is vervoerd en/of afgeleverd)
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.