In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024 een beschikking gegeven over de wijziging van het ouderschapsplan en de zorgregeling voor twee minderjarigen, na de echtscheiding van de ouders. De man verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen en om de afstand van mogelijke verhuizing van de ouders te beperken. De vrouw verzocht om de minderjarigen op haar adres ingeschreven te houden. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van het ouderschapsplan rechtvaardigden. De rechtbank wees het verzoek van de man af, omdat de bestaande afspraken in het ouderschapsplan niet waren geschonden en de belangen van de minderjarigen niet in het geding waren. De rechtbank heeft ook de zorgregeling goedgekeurd, waarbij de minderjarigen in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw verblijven. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de ouders zich aan de gemaakte afspraken moeten houden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.