ECLI:NL:RBROT:2024:9267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/10/657480 / FA RK 23-3433
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderschapsplan en zorgregeling in een echtscheidingszaak met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024 een beschikking gegeven over de wijziging van het ouderschapsplan en de zorgregeling voor twee minderjarigen, na de echtscheiding van de ouders. De man verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen en om de afstand van mogelijke verhuizing van de ouders te beperken. De vrouw verzocht om de minderjarigen op haar adres ingeschreven te houden. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van het ouderschapsplan rechtvaardigden. De rechtbank wees het verzoek van de man af, omdat de bestaande afspraken in het ouderschapsplan niet waren geschonden en de belangen van de minderjarigen niet in het geding waren. De rechtbank heeft ook de zorgregeling goedgekeurd, waarbij de minderjarigen in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw verblijven. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de ouders zich aan de gemaakte afspraken moeten houden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/657480 / FA RK 23-3433
Beschikking van 31 mei 2024 over de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, het wijzigen van het ouderschapsplan en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. V.S. Waterval te Spijkenisse,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn te Spijkenisse.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 31 juli 2023;
  • de herstelbeschikking van 28 augustus 2023;
  • het verweerschrift, ingekomen op 19 december 2023;
  • het bericht met bijlagen van de man van 29 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 mei 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 9 juni 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 1 februari 2023 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.5.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld, dat zij op 12 december 2022 hebben ondertekend. Hierin is – voor zover van belang – het volgende in opgenomen:

HOOFDVERBLIJF EN VERBLIJFSREGELING
Op de eerste plaats realiseren de ouders zich dat de omgang van de kinderen met de beide ouders en het verblijf van de kinderen hun gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De ouders zijn het naar elkaar verplicht om de omgang en het verblijf van de kinderen met en bij beide ouders te blijven voortzetten. De kinderen krijgen een eigen, maar geen doorslaggevende, stem in de omgang vanaf de leeftijd van 12 jaar. Tot dat moment staat het recht op en de plicht tot omgang voorop. De omgang met de kinderen zullen de ouders zoveel als mogelijk in onderling overleg blijven regelen. Van basisregeling en gemaakte afspraken kan
alleen door zwaarwegende omstandigheden en op zijn hoogst tijdelijk worden afgeweken. Kosten die voortvloeien uit een niet nagekomen afspraak omtrent de omgang met of het verblijf van de kinderen, zoals bijvoorbeeld kosten voor kinderopvang, komen voor rekening van de ouder die de afspraak niet is nagekomen.
De kinderen zullen bij de moeder worden ingeschreven en daar hun hoofdverblijf hebben.
De ouders zullen niet eenzijdig en middels feitelijk achterhouden van de kinderen een wijziging aanbrengen in het hoofdverblijf, tenzij het belang van de kinderen dit redelijkerwijs vergt.
De ouders zullen bij het vaststellen van hun toekomstige woonplaats rekening houden met de vastgestelde omgangsregeling. Zij spreken af op een rijafstand van maximaal een uur te gaan wonen, zodat de afstand geen onredelijke belasting voor de kinderen gaat vormen.
Verblijfs- en omgangsregeling
De ouders zijn de volgende verblijfsregeling overeengekomen:
Co-ouderschap waarbij de kinderen in de even weken bij de vader zijn en in de oneven weken bij de moeder.
Het wisselmoment is op vrijdag voor het avondeten. De ouder die de zorg had brengt de kinderen naar de ouder die de zorg krijgt.’
2.6.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 31 juli 2023 is de beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 februari 2023 gewijzigd, in die zin dat de daarbij aan de man opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen op nihil is bepaald.
2.7.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2023 is de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 31 juli 2023 aangevuld, in die zin dat de behandeling van de zaak ten aanzien van de zorg- en contactregeling, het woonadres van de minderjarigen en de inschrijving van de minderjarigen in de basisregistratie is aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.

3.De beoordeling

3.1.
Verblijfplaats
3.1.1.
De man verzoekt het ouderschapsplan te wijzigen en te bepalen dat na het feitelijk uiteengaan van partijen, de minderjarige [voornaam minderjarige 1] op het adres van de vrouw zal worden ingeschreven en de minderjarige [voornaam minderjarige 2] op het adres van de man.
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en bepleit afwijzing van het verzoek. De vrouw verzoekt te bepalen dat de minderjarigen op haar adres zullen zijn ingeschreven.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder een geschil over de hoofdverblijfplaats, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over de hoofdverblijfplaats of een door ouders onderling getroffen regeling over de hoofdverblijfplaats wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechtbank neemt een beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen. Dat kan er soms ook toe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, ook al moet het belang van het kind een overweging van de eerste orde zijn bij de afweging van alle belangen.
3.1.4.
Gebleken is dat de man van mening is dat de minderjarige [voornaam minderjarige 2] op zijn adres ingeschreven zou moeten staan en de minderjarige [voornaam minderjarige 1] op het adres van de vrouw. De man stelt zich op het standpunt dat hij hiermee meer erkenning krijgt als vader. De wijziging van de inschrijving op zijn woonadres zal de minderjarigen niet belasten. Ook stelt de man dat deze wijziging financiële voordelen voor beide minderjarigen met zich mee zal brengen. De man kan dan ook het kindgebonden budget ontvangen en gebruik maken van de alleenstaande ouderkopregeling. De vrouw stelt dat de man uit is op financieel gewin. De vrouw verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de kosten voor de opvoeding en verzorging van de minderjarigen, inclusief de verblijfsoverstijgende kosten, voor haar rekening zijn. De man heeft de kinderalimentatie namelijk op nihil laten stellen. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de fiscale voordelen alleen voor de man voordelig zullen zijn.
3.1.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat partijen een ouderschapsplan hebben ondertekend waarin is bepaald dat de minderjarigen bij de vrouw worden ingeschreven en daar hun hoofdverblijf zullen hebben. De man heeft onvoldoende gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden of dat bij vaststelling van het ouderschapsplan is uitgegaan van onjuiste gegevens. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man afwijzen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat is niet gebleken dat wijziging van de hoofdverblijfplaats van de vrouw naar de man in het belang is van de minderjarige [voornaam minderjarige 2] . De stelling van de man dat de fiscale voordelen in het voordeel van de minderjarigen zullen zijn, blijkt nergens uit omdat deze stelling niet feitelijk is onderbouwd en het overgrote deel van de kosten voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige voor rekening van de vrouw zijn.
3.2.
Wijziging ouderschapsplan ten aanzien van verhuizingen
3.2.1.
De man vraagt wijziging van het ouderschapsplan en verzoekt te bepalen dat de minderjarigen hun woonadres in Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of in de omgeving van Spijkenisse, gemeente Nissewaard zullen hebben, op maximaal 5 km van de andere ouder.
3.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en bepleit afwijzing van het verzoek.
3.2.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het oneens zijn over de maximale afstand die tussen hun woningen zou moeten liggen. De man stelt zich op het standpunt dat het in het belang van de minderjarigen is, dat beide ouders in Spijkenisse, gemeente Nissewaard wonen. Hij is van mening dat indien de vrouw verder dan 5 km van Spijkenisse woont, de reisafstand naar school te vermoeiend zal zijn voor de minderjarigen. Ook hebben zij hun vrienden in Spijkenisse en beoefenen zij daar hun sporten. De vrouw stelt dat zij inmiddels is verhuisd naar Rotterdam-Feijenoord. Het was voor haar financieel niet haalbaar om een woning in de Spijkenisse te kopen. In de week dat de minderjarigen bij de vrouw verblijven, is zij vrij van het werk. Hierdoor heeft zij voldoende tijd om de minderjarigen van- en naar school te brengen. De vrouw verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de reistijd naar school 20 minuten en maximaal 35 minuten met file is. Zij verklaart verder dat zij bij het kopen van de woning zoveel mogelijk rekening heeft gehouden met de belangen van de minderjarigen. Zo heeft zij een tuin en is er in de woonomgeving een speeltuin en wat groen. Ook heeft zij de kinderen ingeschreven op zwemles in Spijkenisse. Daarnaast heeft zij goed contact met ouders van de vrienden van de minderjarigen, zodat de minderjarigen hun vrienden kunnen blijven zien.
3.2.5.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw inmiddels binnen de bandbreedte van een maximale rij-afstand van 1 uur, zoals overeengekomen in het ouderschapsplan, is verhuisd naar Rotterdam-Feijenoord. In het ouderschapsplan staat geen verplichting dat, zoals de man klaarblijkelijk hoopte, dat de vrouw een woning in Spijkenisse zou betrekken. Feitelijk vraagt de man afspraken in het ouderschapsplan te wijzigen. Het is dan aan de man te stellen en bij betwisting door de vrouw te onderbouwen welke omstandigheden die aan de gemaakte afspraken ten grondslag hebben gelegen, zodanig zijn veranderd dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden of van welke onjuiste en/of onvolledige gegevens partijen zijn uitgegaan. Daartoe heeft de man niets gesteld. De rechtbank zal reeds daarom het verzoek van de man afwijzen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank met de raad dat niet is gebleken dat de vrouw bij het kopen van een woning in Rotterdam-Feijenoord voorbij is gegaan aan de belangen van de minderjarigen. Zoals de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, is de reistijd van huis naar school 20 minuten en indien er file is 35 minuten. De rechtbank vindt een reisafstand van maximaal 35 minuten – mede gelet op de leeftijd van de minderjarigen – acceptabel. Daarnaast nemen de minderjarigen nog steeds deel aan sport in Spijkenisse en kunnen zij nog steeds samen spelen met hun vrienden.
3.3.
Zorgregeling
3.3.1.
De man verzoekt de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) te wijzigen, in die zin dat de minderjarigen conform het principe van co-ouderschap in de even weken bij de man zullen verblijven en in de oneven weken bij de vrouw. Het wisselmoment zal op vrijdag plaatsvinden, waarbij de ouder die de minderjarigen die week zal hebben de minderjarigen uit school zal ophalen. In de vakanties zal de ouder die de minderjarigen die week zal hebben, de minderjarigen om 14:00 uur bij de andere ouder ophalen.
3.3.2.
De vrouw verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.3.3.
De rechtbank wijst het verzoek toe, omdat dit verzoek niet is weersproken en niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich tegen de verzochte regeling verzet.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 februari 2023 en het daarin opgenomen ouderschapsplan van 12 december 2022 in die zin dat de tussen partijen overeengekomen regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld als volgt:
- de minderjarigen verblijven conform het principe van co-ouderschap in de even weken bij de man en in de oneven weken bij de vrouw. Het wisselmoment zal op vrijdag plaatsvinden, waarbij de ouder die de minderjarigen die week zal hebben de minderjarigen uit school zal ophalen. In de vakanties zal de ouder die de minderjarigen die week zal hebben, de minderjarigen om 14:00 uur bij de andere ouder ophalen.
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S.S. Rigters, griffier, op 31 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.