Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de vrouw (via een videoverbinding),
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 3 mei 2024 een kort geding uitgesproken. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.A.C.M. Jansen, vorderde onder andere de voorlopige toevertrouwing van hun minderjarige kind aan hem, een straatverbod voor de vrouw in de wijk Nieuwland te Schiedam, en een contactverbod. De vrouw, die in persoon verscheen, voerde verweer tegen deze vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, maar wees de vordering tot toevertrouwing van de minderjarige af, gezien de zorgelijke situatie en de slechte verstandhouding tussen de ouders. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om een voorlopige ondertoezichtstelling te overwegen.
Wat betreft het straat- en contactverbod, concludeerde de voorzieningenrechter dat er voldoende aannemelijke feiten waren die een straatverbod rechtvaardigden, gezien de escalaties en dreigementen tussen partijen. De vrouw had zich in het verleden gewelddadig gedragen en er was een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. Daarom werd het straatverbod toegewezen, evenals het contactverbod, dat de vrouw verbood om contact op te nemen met de man. De voorzieningenrechter bepaalde dat de kosten van de procedure tussen partijen werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.