ECLI:NL:RBROT:2024:9268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/10/678236 / KG ZA 24-385
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing straat- en contactverbod in kort geding met afwijzing van dwangmiddel lijfsdwang

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 3 mei 2024 een kort geding uitgesproken. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.A.C.M. Jansen, vorderde onder andere de voorlopige toevertrouwing van hun minderjarige kind aan hem, een straatverbod voor de vrouw in de wijk Nieuwland te Schiedam, en een contactverbod. De vrouw, die in persoon verscheen, voerde verweer tegen deze vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, maar wees de vordering tot toevertrouwing van de minderjarige af, gezien de zorgelijke situatie en de slechte verstandhouding tussen de ouders. De voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om een voorlopige ondertoezichtstelling te overwegen.

Wat betreft het straat- en contactverbod, concludeerde de voorzieningenrechter dat er voldoende aannemelijke feiten waren die een straatverbod rechtvaardigden, gezien de escalaties en dreigementen tussen partijen. De vrouw had zich in het verleden gewelddadig gedragen en er was een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. Daarom werd het straatverbod toegewezen, evenals het contactverbod, dat de vrouw verbood om contact op te nemen met de man. De voorzieningenrechter bepaalde dat de kosten van de procedure tussen partijen werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/678236 / KG ZA 24-385
Schriftelijke vastlegging van het mondeling uitgesproken vonnis in kort geding van 3 mei 2024
in de zaak van
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.A.C.M. Jansen te Middelharnis,
tegen
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 1 mei 2024 met producties.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 mei 2024, gelijktijdig met de behandeling van het (mondelinge) verzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling (C/10/678502 / JE RK 24-942), waarop afzonderlijk is beslist. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de vrouw (via een videoverbinding),
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond, aan welke relatie inmiddels een einde is gekomen.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .

3 Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de minderjarige voorlopig aan hem toe te vertrouwen, met daarbij de bepaling dat de vrouw de minderjarige direct na de (mondelinge) uitspraak / afgifte vonnis, subsidiair binnen 12 uur na de mondelinge uitspraak / afgifte vonnis, aan de man dient af te geven na afgifte van het in deze te wijzen vonnis, zonodig dat de man de afgifte van de minderjarige met behulp van de sterke arm ten uitvoer kan leggen;
II. de vrouw te veroordelen om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis om na te laten en blijven nalaten om zich te bevinden of op te houden in de wijk ‘Nieuwland’ te Schiedam;
III. de vrouw te verbieden om na te laten en te blijven nalaten contact met de man op te nemen, op welke wijze dan ook;
IV. te bepalen dat de vrouw voor ieder keer dat zij enig onderdeel van de hiervoor onder II en III genoemde verboden overtreedt in gijzeling kan worden genomen voor de duur van tweemaal 24 uur;
V. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Spoedeisend belang
4.1.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat spoedeisend belang is gelegen in de aard van de vorderingen.
4.2.
Toevertrouwing minderjarige
4.2.1.
Uit de zitting en de overgelegde stukken is gebleken dat er diverse ernstige escalaties tussen partijen hebben plaatsgevonden. Partijen beschuldigen elkaar hiervan over en weer. De man heeft de minderjarige voor het laatst gezien op 8 maart 2024. Partijen hebben geen vaste zorgregeling ten aanzien van de minderjarige afgesproken. Vaststaat dat de minderjarige tussen partijen klem zit. Ook staat vast dat de vrouw de minderjarige meerdere keren alleen voor de deur bij de man heeft achtergelaten en ongepaste foto’s en video’s van haar heeft gemaakt. De vrouw stelt dat zij dit uit boosheid naar de man toe deed, omdat de man haar al jaren kapot probeert te maken.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de situatie voor de minderjarige zeer zorgelijk is en moet veranderen. De raad heeft tijdens de zitting een verzoek gedaan tot een voorlopige ondertoezichtstelling. De voorzieningenrechter is, met de raad, van oordeel dat het in het belang is van de minderjarige als de minderjarige voorlopige onder toezicht wordt gesteld, zodat de raad hierin het voortouw kan nemen en het belang van de minderjarige voorop kan stellen. Deze handelwijze is meer in het belang van de minderjarige omdat een toewijzing van de vordering van de man inhoudt, dat de minderjarige onder begeleiding van de politie bij de vrouw wordt opgehaald. Dit zou voor de minderjarige zeer traumatisch zijn. Tevens betrekt de voorzieningenrechter in haar oordeel dat de zorgelijke omstandigheden waarin de minderjarige zich bevindt, zoals de raad naar voren heeft gebracht, voor het overgrote deel voortkomt uit de zeer slechte verstandhouding tussen de man en de vrouw. De voorzieningenrechter zal de vordering van de man daarom afwijzen.
4.3.
Straat- en contactverbod
4.3.1.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Voor een contactverbod dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van de vrouw jegens de man.
4.3.2.
Partijen beschuldigen elkaar over en weer van dreigementen. Gebleken is dat er ernstige escalaties tussen hen hebben plaatsgevonden, waarbij er ook fysiek geweld is gebruikt. Uit de overgelegde producties blijkt onder andere dat de vrouw een keer met een mes in haar hand stond in de woning van de man. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man toegelicht dat de vrouw met zijn huissleutels de woning was binnengekomen. De vrouw had een mes meegenomen om hem daarmee aan te vallen. De man heeft toen – met een trolley in zijn hand – de vrouw weggejaagd uit de woning. Ook is gebleken dat de vrouw zich diverse malen via de telefoon en de mail dreigend heeft geuit naar de man. Zij benadert ook zijn familie en vrienden op het moment dat zij boos is. De vrouw weerspreekt dit niet. Daarnaast stond de vrouw enkele dagen voor de zitting om 05:00 uur in de nacht, met een zaag en een schroevendraaier in de hand, voor de deur van de man. De man verklaart dat hij thuis alle gordijnen dichthoudt, omdat de vrouw elk moment weer voor zijn deur kan staan. Ook parkeert hij zijn auto een paar straten verder op, zodat zij deze niet kan beschadigen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat er in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden zijn die een straatverbod rechtvaardigen. Weliswaar heeft de vrouw naar voren gebracht dat deze feiten moeten worden gezien in het licht van haar slechte gezondheidssituatie toen en dat dat nu niet meer speelt, echter de voorzieningenrechter constateert dat een deel van de feiten een aantal weken voor de behandeling in kort geding hebben plaatsgevonden. De voorzieningenrechter zal de vordering van de man daarom toewijzen.
Ten aanzien van het contactverbod legt de voorzieningenrechter de vrouw het verbod op om telefonisch of via e-mail contact met de man op te nemen.
4.3.3.
Het gebied waarvoor het verbod voor de vrouw om zich daarin te bevinden dan wel op te houden zal gelden zal worden beperkt tot de woonwijk Nieuwland te Schiedam, ten westen van de snelweg A4 en ten zuiden van de snelweg A20.
4.3.4.
In verband met de eisen van proportionaliteit zal het verbod voor de hierna te noemen duur worden opgelegd.
4.3.5.
De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat het in dit vonnis opgelegde straat- en contactverbod het maken van afspraken over de omgangsregeling en de uitvoering ervan kan belemmeren. Indien partijen duidelijke afspraken hieromtrent maken en deze vastleggen zal dit probleem zich niet voordoen.
4.3.6.
Op grond van artikel 587 Rv zal een vonnis alleen dan uitvoerbaar bij lijfsdwang worden verklaard, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt. De man heeft gesteld dat nu onduidelijk is of het arbeidsinkomen van de vrouw blijvend is, een dwangsom geen doel zal treffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat gijzeling als dwangmiddel een ultimum remedium is en dat in deze zaak het gaat om gijzeling van de verzorgende ouder. De voorzieningenrechter is van oordeel dat indien de vrouw na betekening van het vonnis zich niet houdt aan de opgelegde verboden, eerst minder zware dwangmiddelen moeten worden beproefd. De vordering van de man tot gijzeling wordt daarom afgewezen.
4.4.
Proceskosten
Uitgangspunt in het familierecht is dat de proceskosten tussen partijen worden
gecompenseerd. Dit houdt in dat iedere partij de eigen kosten draagt. In uitzonderingsgevallen wordt een proceskostenveroordeling toegewezen. De
voorzieningenrechter is van oordeel dat een dergelijke uitzondering zich in dit geval niet
voordoet. Daarom wordt gelet op de aard van de procedure bepaald dat elk van de partijen
de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de vrouw gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of te bevinden in de woonwijk Nieuwland te Schiedam, ten westen van de snelweg A4 en ten zuiden van de snelweg A20;
5.2.
verbiedt de vrouw gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis telefonisch of via e-mail contact met de man op te nemen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. de Groot, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024 en op schrift gesteld en afgegeven op 17 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: