ECLI:NL:RBROT:2024:9269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/10/674488 / JE RK 24-400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met gedragsproblematiek en de noodzaak van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024 een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ingezette hulpverlening aan de ouders soms contraproductief is en heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van zes maanden, van 17 mei 2024 tot 17 november 2024. De rechtbank heeft geconstateerd dat de opvoedsituatie van de minderjarige niet voldoet aan zijn behoeften en dat er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. De ouders hebben meer regie nodig om de benodigde hulp te garanderen dan het vrijwillige kader hen kan bieden. De rechtbank heeft benadrukt dat er een vaste jeugdbeschermer moet worden aangesteld om de situatie van de minderjarige te verbeteren en om de communicatie tussen de ouders te bevorderen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als er binnen zes weken geen vaste jeugdbeschermer kan worden aangesteld, de uitvoering van de ondertoezichtstelling kan worden overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling. De zaak is aangehouden tot een mondelinge behandeling op 31 oktober 2024, waarbij de ouders en de betrokken instanties zijn opgeroepen om te verschijnen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zittingsplaats: Rotterdam
Zaakgegevens : C/10/674488 / JE RK 24-400
datum uitspraak: 31 mei 2024

beschikking ondertoezichtstelling tevens oproep voor een mondelinge behandeling

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de raad,

gevestigd te
Eindhoven
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. H.J. Ruysendaal te Rotterdam.
[naam vader] , hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna ook wel verder te noemen: de ouders.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 19 februari 2024, ingekomen bij de griffie op
19 februari 2024.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 17 mei 2024. Het verzoek is gecombineerd behandeld met het bij de rechtbank reeds eerder ingekomen verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling, bekend onder zaak-/rekestnummer: C/10/661371 / FA RK 23-4796. In die zaak is afzonderlijk uitspraak gedaan.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man,
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A]
De gecertificeerde instelling is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] staat ingeschreven op het adres van de moeder, maar hij verblijft echter sedert mei 2024 op het adres van de vader.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 oktober 2022 zijn partijen belast met het gezamenlijke gezag over de minderjarige en is de onderlinge regeling die partijen over de zorgregeling hebben getroffen opgenomen in de beschikking, te weten:
De minderjarige verblijft bij de man verblijft om het weekend van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur. Deze zorgregeling kan in het belang van de minderjarige worden uitgebreid, in die zin dat de minderjarige ook van zondag op maandag bij de man slaapt en de man de minderjarige op maandag naar school brengt, op het moment dat de zorgregeling goed verloopt. Deze zorgregeling loopt tijdens de vakanties door, tenzij partijen
onderling andere afspraken maken over de vakanties.
De zorgregeling is tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2023 besproken en in onderling overleg is afgesproken dat tijdens het (beschermings)onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming de weekendregeling zal zijn van vrijdag 17.00 uur, waarbij de man ophaalt, tot zondag 17.00 uur, waarbij de vrouw ophaalt.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling, te weten: William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, voor de duur van
twaalf maanden.

Het standpunt van belanghebbenden

Alle partijen staan achter de door de raad verzochte ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is onder meer het volgende gebleken.
[voornaam minderjarige] groeit op in een opvoedsituatie die onvoldoende tegemoetkomt aan zijn behoefte en belangen. [voornaam minderjarige] laat gedragsproblematiek zien waarbij sprake is van trauma en mogelijk een verstoorde hechting. [voornaam minderjarige] is 7 jaar volgt al drie jaar geen onderwijs en heeft ook al langere tijd geen dagbesteding meer. Er zijn grote zorgen over zijn cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling.
Hoewel beide ouders van [voornaam minderjarige] houden en [voornaam minderjarige] van hen, hebben beide ouders meer regie nodig om medewerking aan de dringend benodigde hulp te garanderen dan het vrijwillige kader hen kan bieden. In de afgelopen periode is veel hulpverlening ingezet in het vrijwillige kader om de situatie van [voornaam minderjarige] te verbeteren: te weten het Intensieve Hulpteam Wijkteams van de gemeente Rotterdam alsmede het Uitwijkteam ( [persoon B] , Integrale gezinshulp).
Het probleem is dat de hulpverleners die betrokken zijn met het gezin niet op één lijn zitten, hetgeen de situatie niet heeft verbeterd. De moeder staat open voor al de hulpverlening die zij krijgt. Vader staat ambivalent tegenover de hulpverlening, zeker waar het de persoonlijke hulpverlening van moeder betreft. De rechtbank merkt op dat zij wel ziet dat het (ook) voor de ouders de afgelopen tijd zwaar is geweest om staande te blijven, zeker omdat de aan hen aangeboden hulpverlening niet op één lijn zit en de hulpverlening er niet in is geslaagd om over de eigen schaduw heen te stappen, terwijl ouders dat nu juist nodig hadden. Waar alle hulpverleners en ouders het echter wel eens zijn, is dat de verstoorde verstandhouding van de ouders zeer veel invloed heeft op de minderjarige.
Door alle problematiek rondom de minderjarige is de moeder op dit moment aan het einde van haar latijn. Zij is de afgelopen jaren door de intensieve zorg voor de minderjarige overvraagd, heeft haar baan moeten opzeggen en is fysiek en mentaal uitgeput.
Daags voor de zitting heeft de rechtbank van de advocaat van de moeder bericht ontvangen, in het kader van de bij deze rechtbank lopende zaak betreffende de zorgregeling, dat de ouders met behulp van het Intensieve Hulpteam Wijkteams Gemeente Rotterdam de door de rechtbank bij beschikking van 27 oktober 2022 vastgestelde zorgregeling die grotendeels op de mondelinge behandeling van 8 november 2023 opnieuw is overeengekomen, hebben gewijzigd en dat zij (samen met het wijkteam) in onderling overleg een andere zorgregeling zijn overeengekomen.
Kort samengevat wordt genoemde zorgregeling omgedraaid, zodat de minderjarige bij de vader verblijft en eenmaal in de twee weken een weekend bij de moeder verblijft. Vanaf 10 mei 2024 verblijft [voornaam minderjarige] bij zijn vader en gaat hij om het weekend naar zijn moeder. De zomervakantie is tussen partijen verdeeld.
Uit het door de moeder overgelegde schema blijkt dat deze zorgregeling is uitgewerkt vanaf 10 mei 2024 tot en met 22 september 2024.
Hieruit maakt de rechtbank op dat het gaat om een
voorlopigewijziging van de zorgregeling.
Deze regeling, die is overeengekomen met de ouders en het wijkteam, wordt echter niet ondersteund door de hulpverlener vanuit het Uitwijkteam.
Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat zowel het wijkteam van de gemeente als het Uitwijkteam niet op de hoogte waren van het lopende onderzoek bij de raad dan wel de resultaten van dit onderzoek.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verbazing uitgesproken over deze gang van zaken. Zeker omdat de raad een zeer uitgebreid onderzoek heeft gedaan voor wat betreft de zorgregeling met betrekking tot de minderjarige, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en het ouderlijk gezag en dit onderzoek heeft uitgebreid naar een beschermingsonderzoek, welk onderzoek op 19 februari 2024 naar de rechtbank en naar partijen is verstuurd.
De raad betreurt de gang van zaken en heeft ter zitting zijn excuus aangeboden aan de ouders voor het feit dat er diverse instanties (met de beste bedoelingen) bij de minderjarige betrokken zijn geweest de afgelopen periode, maar dat deze instanties kennelijk onderling niet op de hoogte waren van de activiteiten over en weer.
Tijdens de mondelinge behandeling is met de ouders en de raad uitgebreid gesproken over de situatie die er op dit moment is. De rechtbank is (met de raad) van oordeel dat de huidige status quo op dit moment het minst slechte scenario is voor [voornaam minderjarige] . De draagkracht van de moeder laat niet immers niet toe dat zij de zorg voor [voornaam minderjarige] op dit moment kan dragen. De vader heeft zijn moeder uit Frankrijk over laten komen. Oma v.z. kan bij de vader blijven logeren tot nader orde en neemt – op de momenten dat de vader moet werken – de zorg voor [voornaam minderjarige] tot nader orde op zich. Beide ouders staan volledig achter deze tijdelijke oplossing.
De rechtbank acht het echter wel van het van het grootste belang dat er regie komt van een vaste jeugdbeschermer die [voornaam minderjarige] centraal zet en gaat handelen in zijn belang. Allereerst moet gekeken worden naar een dagbesteding voor [voornaam minderjarige] en eventuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige] . Ook zal moeten worden gekeken naar de communicatie tussen de ouders en zal moeten worden onderzocht welke zorgregeling het meest in het belang van [voornaam minderjarige] moet worden geacht.
Gedurende het traject van de ondertoezichtstelling zal ook worden bezien of er al dan niet aanleiding bestaat om [voornaam minderjarige] in te schrijven op het adres van de vader.
Met de ouders en in overleg met de raad is tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de door de ouders overeengekomen voorlopig gewijzigde zorgregeling voorlopig in stand zal blijven en dat de nog aan te stellen jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling zal gaan bezien welke zorgregeling (verblijfplaats) het meest in het belang van [voornaam minderjarige] te achten is.
Ook is overeengekomen dat [voornaam minderjarige] voorlopig ingeschreven zal blijven staan op het adres van de moeder. Dit omdat er aan de ouders nog hulpverlening wordt geboden vanuit het wijkteam Rotterdam. Op 23 mei 2024 staat er een belangrijke afspraak gepland met de ouders en de hulpverleners vanuit het wijkteam bij Amzo Barendrecht. Amzo biedt gespecialiseerde zorg en ondersteuning aan kinderen tot 14 jaar met een psychiatrische-, (ernstige) gedragsproblematiek. De ondersteuning en begeleiding die Amzo kan bieden is geschikt voor kinderen die onder andere met zichzelf in de knoop zitten en die vastgelopen zijn op school.
De rechtbank acht het van groot belang dat deze afspraak door kan gaan en de medewerksters van het wijkteam Rotterdam de ouders bij dit gesprek kunnen begeleiden en kunnen blijven begeleiden tot het moment dat er een gezinsvoogd is die dit van hen kan overnemen dan wel de regie hierin kan voeren.
Vader woont in Schiedam. Een wijziging van hoofdverblijf van [voornaam minderjarige] en de daarbij horende wijziging in het BRP, betekent dat de hulpverlening in Rotterdam stopt en dat het vanwege het woonplaatsbeginsel in Schiedam moet worden opgestart. Verstoring van de nu in overleg met ouders gestarte hulpverlening is niet in het belang is van [voornaam minderjarige] .
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd contact op te nemen met de gecertificeerde instelling om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk een vaste jeugdbeschermer op deze zaak gezet wordt.
Ook de rechtbank dringt er bij de gecertificeerde instelling op aan ervoor zorg te dragen dat er zo snel mogelijk een vaste jeugdbeschermer komt. De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling in overweging om, indien niet binnen 6 weken na de uitspraakdatum een vaste jeugdbeschermer kan worden aangesteld, de uitvoering van deze ondertoezichtstelling over te dragen aan een andere gecertificeerde instelling, die wel op korte termijn een jeugdbeschermer beschikbaar heeft.
Uit voorgaande, in onderling verband en samenhang, volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter acht het gezien hetgeen hiervoor is overwogen in het belang van [voornaam minderjarige] dat er met spoed actie wordt ondernomen zodat [voornaam minderjarige] in ieder geval weer een dagbesteding gaat krijgen en er duidelijkheid komt over de verblijfplaats van [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen, voor de duur van
zesmaanden en het overige verzochte aanhouden.
De GI wordt verzocht om de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de belanghebbenden en de raad) uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen pro forma datum te rapporteren over de huidige stand van zaken.
De GI, de raad, de man en de vrouw en haar advocaat worden daarbij verzocht de rechtbank tevens te berichten over de verdere processuele wensen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, Amsterdam met ingang van 17 mei 2024 tot 17 november 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

  • bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige wordt aangehouden tot mondelinge behandeling van 31 oktober 2024 om 09.00 uur, welke mondelinge behandeling zal plaatsvinden op de 3e etage in het
  • bepaalt dat deze beschikking voor de raad, de GI, de ouders en de advocaat van de moeder geldt als een oproep om op de genoemde datum ter zitting te verschijnen teneinde nader op de resterende verzoeken te worden gehoord;
  • verzoekt de raad, de GI, de ouders en de advocaat van de moeder uiterlijk 15 oktober 2024 de rechtbank te berichten over de huidige stand van zaken en de verdere processuele wensen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P. Mansveld-Spierings als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.