In deze zaak heeft de bewindvoerder, Van Rijn Bewind B.V., verzocht om voor een periode van 12 maanden na acceptatie van een nulaanbod het hogere schuldentarief te mogen rekenen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De zaak betreft een bewind dat is ingesteld vanwege verkwisting of problematische schulden, waarbij de grondslag op 22 juli 2025 is gewijzigd naar lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder heeft op 22 juli 2025 een verzoek ingediend om het hogere schuldentarief nog gedurende een jaar in rekening te mogen brengen, vanaf het moment dat de betrokkene schuldenvrij is geraakt door een nulaanbod op 23 mei 2025.
De kantonrechter heeft op basis van de ontvangen informatie afgezien van een mondelinge behandeling. De rechtbank hanteert bij verzoeken om een hogere beloning het beleid dat de bewindvoerder bij een geaccepteerd nulaanbod in beginsel recht heeft op de hogere beloning voor een periode van 18 maanden na aanmelding bij schuldhulpverlening, met een maximum van 24 maanden vanaf de start van het bewind. In deze zaak is de betrokkene sinds 16 juni 2022 onder bewind en is hij sinds 23 mei 2025 schuldenvrij. De kantonrechter oordeelt dat het hogere schuldentarief niet langer van toepassing is, omdat de periode van 24 maanden al is verstreken.
De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek van de bewindvoerder wordt afgewezen. Tegen deze beschikking kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.