In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Hef Wonen, heeft een huurachterstand van de gedaagde erkend en eist betaling van deze achterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde huurt sinds 6 januari 2022 een woning van Hef Wonen voor een maandelijkse huurprijs van € 845,01. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een huurachterstand heeft opgebouwd van € 4.262,20 tot en met juli 2025, en heeft deze achterstand toegewezen, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 306,73 en rente. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van artikel 6:265 BW, omdat de gedaagde niet tijdig heeft betaald en de huurachterstand ernstig genoeg is om de overeenkomst te beëindigen. De gedaagde moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen van € 845,01 per maand vanaf 1 augustus 2025 tot de dag van ontruiming. De proceskosten zijn begroot op € 1.254,45 en komen voor rekening van de gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.