2.7.Nadat geen van de partijen desgevraagd heeft aangegeven een nadere zitting te willen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en partijen meegedeeld uitspraak te zullen doen.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. De gemeente Rotterdam heeft, in samenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en de RET, besloten dat er een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)-busverbinding komt tussen de hoofdstations Rotterdam Centraal en Zuidplein. De HOV-bus zal (in beginsel) acht keer per uur gaan rijden over een gemarkeerde busbaan op het traject Rotterdam Centraal – Weena – Henegouwerlaan –
[straat 2] – Maastunnel – Dorpsweg – Wielewaalstraat – Carnissesingel – Zuidplein (de Maastunnelcorridor), in beide richtingen. De HOV-bus gaat de huidige buslijn 44 vervangen. Deze route is voorgesteld door de RET op 26 mei 2023 in het kader van de vervoerkundige voorstellen van het jaar 2024 (Vervoersplan 2024). Het voorstel van de RET voor het jaar 2024 betrof ook een wijziging van de route van buslijn 32, als gevolg van de wijziging in buslijn 44. De wijziging in buslijn 32 dient ertoe de overstapmogelijkheden binnen het openbaar vervoernetwerk rondom het Erasmus MC te verbeteren. In het voorstel staat dat buslijn 32 via de OV-knoop Dijkzigt gaat rijden. De nieuwe route is: Mathenesserlaan – [straat 2] – [straat 1] – Wytemaweg – Eendrachtsplein. Door de wijziging loopt buslijn 32 over de parallelbaan langs het [wooncomplex] , waar eiser woont. De MRDH heeft het voorstel van de RET (Vervoersplan 2024) op 20 september 2023 geaccepteerd.
4. Met het verkeersbesluit wordt de feitelijke uitvoering van de wijzigingen in de busverbindingen mogelijk gemaakt. In het bestreden besluit is de nieuwe HOV-verbinding vastgelegd. Daarnaast wordt in het bestreden besluit onder meer aangekondigd en vastgelegd dat in verband met een goede aansluiting van de HOV-verbinding op buslijn 32 en metrostation Dijkzicht bushaltes aan de oostzijde van het kruispunt [straat 1] en [straat 2] (het kruispunt) zullen worden gerealiseerd. Het college overweegt in het bestreden besluit verder dat de maatregelen uit het verkeersbesluit onder andere strekken tot: het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen door het milieu bedoeld in de Wet milieubeheer en het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik. De nadelige gevolgen van het verkeersbesluit zijn volgens het college niet onevenredig in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen verkeersbelangen.
5. Eiser betoogt dat het college het verkeersbesluit niet in redelijkheid heeft mogen nemen. Hij voert daartoe aan dat de veranderingen aan het kruispunt hebben geleid tot een toename van geluidsoverlast en drukte. Er is veel stilstaand verkeer waardoor de luchtkwaliteit is verslechterd. Daarnaast is bij de vaststelling van het verkeersbesluit onvoldoende rekening gehouden met de verkeersveiligheid. Het is onvoldoende duidelijk of de politie volledig geïnformeerd is geweest over de wijziging van de route van buslijn 32. Ook zijn er zorgen over schade aan de constructie van het wooncomplex waar eiser woont als gevolg van trillingen. Door het verkeersbesluit wordt ook het plan voor de dubbele fietsstraat op de [straat 2] onhaalbaar, is de parkeerdruk toegenomen als gevolg van het opheffen van een aantal parkeerplaatsen en is de buslijn door de wijziging van de route niet langer verknoopt met tram 4. Het college heeft alternatieve opties, zoals het handhaven van de eerdere route met een lus rond het Erasmus MC, niet onderzocht. Verder heeft het college eiser en de buurtbewoners onvoldoende betrokken bij de totstandkoming van het verkeersbesluit.
6. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994), kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Het derde lid van dit artikel bepaalt – voor zover voor deze zaak van belang – dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot het bevorderen van een doelmatig of zuinig energiegebruik.
7. Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst niet alsof hij zelf het besluit moet nemen, maar toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Heeft het college in redelijkheid het verkeersbesluit mogen nemen?
9. De rechtbank beoordeelt, zoals hierboven uiteengezet, of het college in redelijkheid het verkeersbesluit heeft mogen nemen. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college dit heeft mogen doen. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de door eiser ingediende beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toename van geluidsoverlast, drukte en verslechtering luchtkwaliteit
10.