ECLI:NL:RBROT:2025:10162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11547743 CV EXPL 25-3593
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende oproeping in vrijwaring afgewezen door kantonrechter

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2025, is een vonnis in incident uitgesproken. De eiseres, vertegenwoordigd door Velthoven de Koning Gerechtsdeurwaarders, had een oproeping in vrijwaring aangevraagd tegen gedaagde 1 en gedaagde 2. Gedaagde 2, die zelf procedeert, had een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze conclusie niet voor alle weren is genomen, waardoor de oproeping in vrijwaring is afgewezen. Dit is in lijn met artikel 210 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat stelt dat als de conclusie niet voor alle weren wordt genomen, het recht om een vrijwaringsincident te openen vervalt. Gedaagde 2 had de incidentele conclusie te laat ingediend, aangezien hij eerder op 25 februari 2025 zijn verweer mondeling had toegelicht. De kantonrechter heeft bepaald dat gedaagde 2 als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident wordt veroordeeld, maar deze kosten zijn op nihil vastgesteld omdat eiseres geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd. In de hoofdzaak heeft gedaagde 2 nog niet gereageerd op de dagvaarding, maar de kantonrechter heeft hem de gelegenheid gegeven om dit alsnog te doen. De volgende rolzitting is vastgesteld op 16 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11547743 CV EXPL 25-3593
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [plaats 1] , [gemeente] ,
eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident,
gemachtigde: Velthoven de Koning Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
die zelf procedeert,

2.[gedaagde 2] ,

woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: mr. H.E. Borgman.
De eisende partij in de hoofdzaak wordt hierna ‘ [eiseres] ’ genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak worden afzonderlijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 5 februari 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
  • de brief van [gedaagde 2] van 16 april 2025;
  • de brief van deze rechtbank van 18 april 2025;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde 2] van 20 mei 2025, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident van [eiseres] .
1.2.
De gemachtigde die zich voor [gedaagde 1] heeft gesteld, heeft zich voor het nemen van een conclusie van antwoord als gemachtigde onttrokken van de procedure. [gedaagde 1] heeft mondeling een antwoord ingediend.
1.3.
[gedaagde 2] heeft de rechtbank op 16 april 2025 verzocht een nadere termijn te verstrekken voor het indienen van een schriftelijke conclusie van antwoord. De kantonrechter heeft met een brief op 18 april 2025 aan partijen laten weten dat [gedaagde 2] in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijk een conclusie van antwoord in te dienen op de rolzitting van 20 mei 2025. Op de rolzitting is vervolgens een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend.

2.De beoordeling

In het incident
2.1.
De kantonrechter geeft geen toestemming om [gedaagde 1] in vrijwaring op te roepen, omdat de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring niet voor alle weren is genomen (artikel 210 lid 1 Rv). Als de conclusie niet voor alle weren wordt genomen, dan vervalt het recht om een vrijwaringsincident te openen (artikel 211 Rv). [gedaagde 2] heeft de incidentele conclusie te laat genomen, omdat hij tijdens de rolzitting van 25 februari 2025 zijn verweer mondeling heeft toegelicht bij de kantonrechter en pas na dit verweer op de rolzitting van 20 mei 2025 de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring heeft genomen.
2.2.
De kantonrechter bepaalt dat de [gedaagde 2] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident wordt veroordeeld. De kantonrechter begroot deze kosten op nihil nu [eiseres] geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd.
In de hoofdzaak
2.3.
[gedaagde 2] heeft nog niet gereageerd op de dagvaarding. Dat mag hij van de kantonrechter nog doen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
geeft [gedaagde 2] geen toestemming om [gedaagde 1] in vrijwaring op te roepen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de kosten van dit incident, die tot vandaag worden vastgesteld op nihil;
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat [gedaagde 2] op de rolzitting van
dinsdag 16 september 2025om
11.30 uurmag reageren op de dagvaarding;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
64363