ECLI:NL:RBROT:2025:10163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11614958 CV EXPL 25-7970
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst met betrekking tot nabehandelingen na een maagverkleining

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders, betaling van drie facturen ter waarde van in totaal € 1.920,00 van gedaagde, die zelf procedeert. De vordering is gebaseerd op een geneeskundige behandelingsovereenkomst voor een maagverkleining, waarbij eiseres stelt dat de behandelingen onder de basiszorg vallen en gedaagde deze kan indienen bij haar zorgverzekering. Gedaagde heeft de facturen na meerdere aanmaningen niet betaald, maar erkent dat zij de facturen moet betalen, hoewel zij twijfels heeft over de juistheid van sommige facturen.

Tijdens de zitting op 10 juli 2025 was gedaagde niet aanwezig, terwijl eiseres en haar gemachtigde wel aanwezig waren. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, omdat eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde de bedragen verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde € 1.920,00 aan eiseres moet betalen, evenals incassokosten van € 288,00 en wettelijke rente vanaf 28 augustus 2024. Daarnaast moet gedaagde de proceskosten van € 1.041,14 vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11614958 CV EXPL 25-7970
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 10 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mevrouw [persoon A] namens [eiseres] aanwezig, met haar gemachtigde. [gedaagde] was, ondanks dat zij is opgeroepen voor de zitting, niet aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft met [eiseres] een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten voor een maagverkleining. In de overeenkomst is opgenomen dat er na de operatie een begeleidingstraject is dat vijf jaar duurt. Voor deze behandelingen heeft [eiseres] drie facturen gestuurd van in totaal € 1.920,00. [eiseres] voert aan dat zij geen overeenkomst heeft met de zorgverzekeraar van [gedaagde] , maar dat de behandelingen wel onder de basiszorg vallen, waardoor [gedaagde] de facturen kan indienen bij haar zorgverzekering. [gedaagde] kan dan met de uitkering van de zorgverzekering de facturen betalen, zo geeft [eiseres] aan. [gedaagde] heeft de facturen na meerdere aanmaningen niet betaald. In deze procedure eist [eiseres] betaling van de facturen, met rente en kosten. Als de facturen niet volledig worden vergoed door de zorgverzekering van [gedaagde] , dan vermindert [eiseres] haar eis tot de hoogte van het door de verzekering uitgekeerde bedrag op voorwaarde dat [gedaagde] van deze uitkering bewijzen kan overleggen.
2.2.
[gedaagde] erkent dat zij de facturen moet betalen. Zij benoemt wel dat sommige facturen niet correct lijken, omdat zij een jaar na haar operatie nog facturen ontvangt. [gedaagde] zegt daarnaast toe dat zij contact opneemt met haar zorgverzekering.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe. Hieronder wordt dit uitgelegd.
[gedaagde] moet € 1.920,00 aan [eiseres] betalen
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de facturen van in totaal € 1.920,00 moet betalen aan [eiseres] . [eiseres] heeft namelijk voldoende onderbouwd dat [gedaagde] deze bedragen verschuldigd is aan [eiseres] . Ter zitting heeft [eiseres] uitgelegd dat de facturen zien op nabehandelingen die na een maagverkleining voor een periode van vijf jaar moeten worden gevolgd, volgens het protocol van de vakgroep. Deze nabehandelingen blijken ook uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij deze nabehandelingen niet heeft gehad. Het had op haar weg gelegen om uit te leggen waarom zij vindt dat de facturen niet kloppen. Nu zij dit niet heeft gedaan, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] de facturen van in totaal € 1.920,00 moet betalen aan [eiseres] .
[gedaagde] moet incassokosten van € 288,00 betalen
2.5.
De incassokosten van € 288,00 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. In het petitum is opgenomen dat de wettelijke rente moet worden toegewezen vanaf 28 augustus 202
5, maar uit het lichaam van de dagvaarding en de bijlagen bij de dagvaarding blijkt voldoende duidelijk dat [eiseres] heeft bedoeld dat de wettelijke rente moet worden toegewezen vanaf 28 augustus 2024 (de dag na de veertiendagentermijn in de ingebrekestelling van 13 augustus 2024). De kantonrechter wijst de rente dan ook toe vanaf 28 augustus 2024.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 385,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.041,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 2.208,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.920,00 vanaf 28 augustus 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.041,14;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
64363