ECLI:NL:RBROT:2025:10228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/703399 / JE RK 25-1473
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 31 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Rijnmond. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige 1] onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van negen maanden. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] ernstig wordt bedreigd door de dynamiek tussen hem en zijn moeder, en dat begeleiding noodzakelijk is. De moeder heeft eerder hulpverlening afgewezen, maar erkent nu de noodzaak van begeleiding voor [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft ook aandacht voor de andere minderjarigen in het gezin, maar besluit de beslissing over hun ondertoezichtstelling aan te houden tot er meer zicht is op de thuissituatie. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma-datum van 1 december 2025 te rapporteren over de actuele stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/703399 / JE RK 25-1473
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Rijnmond,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4] ,
geboren op [geboortedatum 4] 2017 in [geboorteplaats 3] , hierna te noemen [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5] ,
geboren op [geboortedatum 5] 2021 in [geboorteplaats 3] , hierna te noemen [minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaats] ,
bijgestaan door advocaat mr. R.F. Nelisse, kantoorhoudende te Schiedam ,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 15 juli 2025, ontvangen op 16 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [vertegenwoordiger 1] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft op verzoek van de Raad bijzondere toegang verleend aan hulpofficier [persoon A] .
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 2] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 2] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige 1] heeft geen gesprek gevoerd met de kinderrechter. Op het verblijfadres van [minderjarige 1] was geen oproep ontvangen.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 mei 2025 [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 augustus 2025.
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 mei 2025 een machtiging verleend [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 9 augustus 2025.
2.3.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] .
2.4.
[minderjarige 1] verblijft bij [zorginstelling] .
2.5.
[minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] te verlenen voor de duur van één jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] te verlenen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De moeder houdt de deur gesloten voor de Raad. Hoewel eerdere hulpverlening veel positiefs heeft gebracht, wenst de moeder geen bemoeienis meer bij de opvoeding van de kinderen. Er spelen grote zorgen over onder andere epilepsie, leer- en gedragsproblematiek bij [minderjarige 2] . Zij dissocieert op school. [minderjarige 2] is getuige en slachtoffer geweest van huiselijk geweld door de stiefvader. De andere kinderen in het gezin hebben dit ook meegekregen. Ook spelen er zorgen over het alcoholgebruik van de moeder. De moeder legt de oorzaak van de zorgen buiten zichzelf en slaagt er tot op heden niet in een stabiel opvoedklimaat te bieden voor haar kinderen. Hoewel bijvoorbeeld de inzet van MDFT in eerste instantie aanslaat, gaat het mis op het moment dat de hulpverlening stopt. [minderjarige 1] zou zelf graag weer naar huis willen. De komende tijd zal de samenwerking tussen UrbanSkillsz en de jeugdreclassering moeten worden voortgezet, met het oog op contactherstel met de moeder en de start van een Mbo-opleiding door [minderjarige 1] . De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht voor de duur van negen maanden, zodat de uithuisplaatsing niet onnodig lang voortduurt.

4.De standpunten

4.1.
De GI is recent betrokken bij het gezin en heeft nog geen kennis gemaakt. De casus zal door twee jeugdbeschermers worden opgepakt. De komende periode zullen zij zich inzetten om beter zicht te krijgen op de opvoedomgeving bij de moeder thuis en om systeemtherapie in te zetten voor het gehele gezin.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder ziet [minderjarige 1] vrijwel dagelijks en werkt actief aan herstel van hun relatie. Zij erkent dat dit stroef verloopt en dat dit proces stapsgewijs moet plaatsvinden. Moeder ervaart dat het contact onvoldoende in de rapportages wordt weergegeven. De vele wisselingen van hulpverleners belemmeren de continuïteit. De moeder heeft weinig vertrouwen in de jeugdreclasseerder en ervaart dat hulpvragen niet altijd adequaat worden opgepakt. Zij wenst het wijkteam weer te betrekken bij de ondersteuning. De moeder bestrijdt de negatieve rapportages over zichzelf en de andere kinderen. Volgens haar gaat het goed met de andere kinderen en is een ondertoezichtstelling voor hen niet nodig. De zorgen in het rapport zijn gebaseerd op verouderde en onjuiste politie- en VeiligThuis-meldingen. De moeder benadrukt dat zij zelf tijdig om hulp vraagt wanneer nodig. Ten aanzien van [minderjarige 1] gaat de moeder akkoord met de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Zij erkent de noodzaak van begeleiding, maar verlangt betere communicatie en een betrouwbare relatie met de hulpverlening. Nu de andere kinderen eindelijk rust hebben gevonden en gelukkig zijn, verzoekt de moeder hen niet te belasten met onnodige hulpverlening. Zij stemt ermee in dat de nieuwe jeugdbeschermer bij haar thuis komt, op voorwaarde dat zij de gesprekken mag opnemen. De moeder staat open voor systeemtherapie voor [minderjarige 1] en, indien nodig, hulp voor de andere kinderen in het vrijwillig kader.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat ten aanzien van [minderjarige 1] aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De ontwikkeling van [minderjarige 1] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Al langere tijd bestaan er zorgen over de dynamiek tussen [minderjarige 1] en de moeder, wat in april 2025 tot een forse escalatie leidde. De kinderrechter acht het positief dat de moeder en [minderjarige 1] weer in contact zijn met elkaar. Desondanks is de verhouding tussen hen niet zodanig hersteld dat [minderjarige 1] zonder begeleiding van [zorginstelling] en de jeugdreclasseerder kan. Het is daarom noodzakelijk dat er naast de begeleiding door de jeugdreclassering een jeugdbeschermer bij [minderjarige 1] betrokken blijft die naast hem kan staan en die samen met [minderjarige 1] zijn belangen kan behartigen en hem kan helpen de juiste keuzes voor zijn toekomst te maken. Vanwege de verstoorde ouder-kind-verhouding is het op dit moment nog niet mogelijk voor [minderjarige 1] om terug thuis te wonen. In het kader van zijn opvoeding en verzorging zal daarom tevens het verzoek voor de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen worden, zodat hij voorlopig bij [zorginstelling] kan verblijven. [2] De verwachting is dat [minderjarige 1] binnen de verzochte termijn van negen maanden weer thuis bij de moeder zal kunnen wonen.
5.2.
In het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] zal een nieuwe jeugdbeschermer betrokken raken bij zijn gezin. Hierbij zal eerst een bestendige vertrouwensband opgebouwd moeten worden met zowel [minderjarige 1] als de moeder. Tijdens de gesprekken zal beter zicht moeten komen op de opvoedsituatie bij de moeder thuis, waarbij ook aandacht kan zijn voor de andere kinderen in het gezin. Vervolgens is het van belang dat systeemtherapie van start gaat, waarbij het gehele gezin wordt meegenomen. Onderzocht moet worden onder welke voorwaarden [minderjarige 1] weer terug thuis kan wonen. De kinderrechter acht het positief dat de moeder zich uitdrukkelijk bereid heeft verklaard mee te werken aan de systeemtherapie en aan de gesprekken met de jeugdbeschermer, mits zij deze mag opnemen. De opname van dergelijke gesprekken is in de regel toegestaan, zolang zij de opname steeds vooraf aankondigt. De verspreiding van dergelijke gespreksopnamen mag niet, met uitzondering van diegenen die aan het gesprek hebben deelgenomen en haar advocaat. Indien de moeder zou menen dat zij in deze gesprekken niet netjes wordt behandeld of dat toezeggingen worden gedaan die niet worden nagekomen, kan dat bespreekbaar gemaakt worden aan de hand van de opnamen. De kinderrechter gaat er echter van uit dat dat niet nodig zal zijn.
5.3.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter [minderjarige 1] met ingang van 31 juli 2025 onder toezicht voor de duur van één jaar, te weten tot 31 juli 2026. Ook verlengt de kinderrechter de machtiging om [minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van negen maanden, te weten tot 9 mei 2026.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.5.
Betreffende het verzoek tot ondertoezichtstelling ten aanzien van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] ziet de kinderrechter aanleiding om de beslissing aan te houden. De zorgen die worden aangehaald in de onderbouwing van de Raad zijn verouderd en er is zeer beperkt zicht op de huidige opvoedsituatie van de kinderen. Om deze reden zal er in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] eerst beter zicht verkregen moeten worden op de thuissituatie bij de moeder, voor dat de kinderrechter over het resterende deel van het verzoek beslist.
5.6.
De kinderrechter houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek van de Raad aan tot de hierna te noemen pro forma-datum. De kinderrechter verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de hierna vermelde pro forma-datum te rapporteren over de actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of zij het resterende deel van het verzoek handhaaft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering met ingang van 31 juli 2025 tot 31 juli 2026;
6.2.
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 9 mei 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
bepaalt dat de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden tot
1 december 2025 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de Raad, de GI, de moeder en mr. R.F. Nelisse op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma-datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, onder gelijktijdige verstrekking aan de GI, de moeder en haar advocaat.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 13 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.