ECLI:NL:RBROT:2025:10229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/702026 / JE RK 25-1306
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 juli 2025, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige besproken. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2008 op Curaçao, die momenteel verblijft in een woongroep bij Pameijer. De kinderrechter heeft de moeder als belanghebbende aangemerkt en heeft de procedure gevoerd met bijstand van een beëdigde tolk in de taal Papiamento, aangezien de moeder de Nederlandse taal niet voldoende machtig is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met name op sociaal-emotioneel gebied. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van één jaar, wat door de moeder werd ondersteund. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de minderjarige substantieel zijn en dat continuïteit in zijn woonsituatie van groot belang is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 13 augustus 2026 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/702026 / JE RK 25-1306
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in Curaçao, hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] .
1.3.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Papiamento, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 2] , tolk in de taal Papiamento. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Bij dit gesprek was de begeleider van de woongroep van [minderjarige] , [naam 3] , aanwezig. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een woongroep bij Pameijer.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 augustus 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 augustus 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 mei 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 13 augustus 2025.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. [minderjarige] verblijft momenteel bij Pameijer en kan daar blijven zolang als nodig is. De komende tijd zal hij meeverhuizen met de groep naar een nieuwe locatie of naar een andere groep waar hij ook na zijn meerderjarigheid kan blijven. Over iets meer dan een jaar wordt [minderjarige] meerderjarig. Daarom moet in het komende jaar duidelijkheid komen over zijn woonperspectief. Alle betrokkenen staan achter het verzoek en de moeder ervaart de samenwerking met de jeugdbeschermer als erg positief. Voor de moeder en voor [minderjarige] is belangrijk dat zij de jeugdbeschermer kennen, daarom is overdracht naar het wijkteam nu nog niet wenselijk.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek en als volgt toegelicht. De moeder herkent de zorgen over het gedrag van [minderjarige] . Hij heeft altijd al moeite met praten over zijn emoties. Het liefst zou de moeder [minderjarige] thuis hebben, maar zij respecteert zijn beslissing om bij Pameijer zelfstandig te willen worden en wil het beste voor hem. De moeder heeft geen verwachtigingen over [minderjarige] . De moeder kan leuke dingen samen met hem doen en zou graag toewerken naar logeren. Dat is de laatste keer gestopt omdat er de sprake was van verschillende verwachtingen van de moeder en [minderjarige] . De moeder zou graag met [minderjarige] op vakantie gaan naar Spanje of naar familie in Curaçao.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De voornaamste zorgen over [minderjarige] zien op zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. [minderjarige] is erg op zichzelf en toont zeer weinig emoties. Zorgelijk is dat hij aangeeft dat hij niemand nodig heeft en dat hij zich aan niemand hecht. Eerder gaf [minderjarige] aan open te staan voor een persoonlijkheidsonderzoek, maar hij geeft nu aan dit niet te willen omdat hij zelf geen hinder ervaart. Hierdoor is er weinig zicht op wat in het hoofd van [minderjarige] omgaat en welke hulpverlening hij eventueel nodig heeft. Gezien de zorgen is het van belang dat de jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken blijft en zijn ontwikkeling monitort. Hierbij is het van belang dat de inzichten en wensen van de moeder nauw betrokken worden. De komende periode zal aandacht moeten worden besteed aan de oorzaak van [minderjarige] ’s stille en teruggetrokken gedrag. Omdat [minderjarige] zich positief ontwikkelt op de woongroep van Pameijer en zich hier op zijn plek voelt, is hij gebaat bij continuïteit in zijn woonsituatie. In het kader van de verhuizing van de woongroep en de naderende meerderjarigheid van [minderjarige] zal er de komende periode duidelijkheid moeten komen over zijn woonperspectief.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter ziet geen aanleiding om de maatregelen uit te spreken voor een kortere periode dan is verzocht, nu [minderjarige] uitdrukkelijk rust en duidelijkheid wenst omtrent zijn verblijfplaats. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulp verlenging voor de duur van de ondertoezichtstelling.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 13 augustus 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 13 augustus 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 13 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.