In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van een tante om een omgangsregeling met haar neefje en nichtje. De tante, bijgestaan door haar advocaat mr. V.K.S. Deetman, verzocht om een regeling voor omgang met de minderjarigen, die de kinderen zijn van haar broer en zijn ex-partner, de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.P. Monteiro Mendonça. De rechtbank heeft de procedure op basis van artikel 223 Rv behandeld, waarbij de moeder bezwaar maakte tegen de toelating van bepaalde stukken van de tante. De rechtbank oordeelde dat deze stukken tijdig waren ingediend en nam ze in behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2025 waren de tante en de moeder aanwezig, maar de vader, die als informant was aangemerkt, was niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en vader de ouders zijn van de minderjarigen, en dat de vader de kinderen heeft erkend. De tante heeft aangevoerd dat zij een nauwe persoonlijke betrekking heeft met de minderjarigen, maar de moeder betwistte dit. De rechtbank heeft de contacten tussen de tante en de minderjarigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet verder gingen dan gebruikelijke familiecontacten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tante niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.