ECLI:NL:RBROT:2025:10420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1263 – FT RK 25/1264
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en huurrecht

In deze zaak heeft verzoekster op 16 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 31 juli 2025 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster aanwezig geweest. Verzoekster heeft aangegeven dat zij zich heeft aangemeld voor schuldhulpverlening bij Geldplein en dat zij voldoende inkomsten heeft om haar huur te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie is, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning van verzoekster was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster haar huur tijdig en volledig blijft betalen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is op 4 augustus 2025 openbaar uitgesproken door rechter M.C. Franken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [rekestnummer 1] - [rekestnummer 2]
uitspraakdatum: 4 augustus 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 16 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 16 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 31 juli 2025.
Ter zitting van 31 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw K. Ton en mevrouw P. Kootstra, beiden werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij [verweerster] , gevestigd te [plaats] (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wenst een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft zich daarom gemeld bij Geldplein voor schuldhulpverlening. De aanvraag voor schuldhulpverlening is nog niet afgerond. Schuldhulpverlening heeft ter zitting desgevraagd verklaard bijna tot afronding te kunnen komen waarbij tevens budgetbeheer zal worden ingesteld.
Verzoekster ontvangt inkomsten uit arbeid van circa € 2.400,00 per maand en toeslagen van de Belastingdienst. Zij heeft daarmee voldoende inkomsten om de maandelijkse huur van
€ 693,36 te voldoen. Bovendien heeft verzoekster de huur van juli 2025 op 25 juni 2025 en de huur van augustus 2025 op 31 juli 2025 betaald. Vanaf volgende maand neemt budgetbeheer de betalingen van de vaste lasten over. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijn voortaan tijdig en volledig worden voldaan.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek, voor zover verzoekster haar afspraken nakomt en de huur tijdig en volledig voldoet.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 17 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 30 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen. Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 14 oktober 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft aangetoond dat zij zich heeft aangemeld bij Geldplein voor schuldhulpverlening en dat zij voldoende inkomsten heeft om de lopende huurtermijnen te voldoen. Gebleken is verder dat de huur van juli 2025 en augustus 2025 is betaald. Bovendien wordt binnenkort budgetbeheer ingesteld waarmee de betaling van de lopende huurtermijnen wordt gewaarborgd. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 14 oktober 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [plaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 16 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig en volledig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025.