In deze zaak heeft verzoekster op 16 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 31 juli 2025 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster aanwezig geweest. Verzoekster heeft aangegeven dat zij zich heeft aangemeld voor schuldhulpverlening bij Geldplein en dat zij voldoende inkomsten heeft om haar huur te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie is, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning van verzoekster was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster haar huur tijdig en volledig blijft betalen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is op 4 augustus 2025 openbaar uitgesproken door rechter M.C. Franken.