Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 4 april 2025 en 14 april 2025, met bijlagen;
- het antwoord van [gedaagde 2], met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, voormalige vennoten van een vennootschap onder firma, voor de betaling van onbetaalde facturen. De vordering betreft een bedrag van € 892,60, vermeerderd met rente en incassokosten. De Staat der Nederlanden heeft diverse inspecties uitgevoerd ten behoeve van de vennootschap, waarvoor de gedaagden verantwoordelijk zijn. De gedaagden hebben niet gereageerd op de dagvaarding van de Staat der Nederlanden, waarbij gedaagde 1 verstek heeft laten verlenen. Gedaagde 2 heeft wel gereageerd, maar heeft de vordering betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Staat der Nederlanden in het gelijk wordt gesteld, omdat gedaagde 2 niet heeft gereageerd op de repliek en de feiten als vaststaand zijn aangenomen. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief incassokosten en wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de Staat der Nederlanden toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.