ECLI:NL:RBROT:2025:10431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 24/5451, ROT 24/5467 en ROT 24/5469
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvragen compensatie transitievergoeding door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2025, wordt de afwijzing van herhaalde aanvragen voor compensatie van transitievergoeding door het UWV beoordeeld. Eiseres, een stichting zonder winstoogmerk, had herhaalde aanvragen ingediend voor compensatie van uitbetaalde transitievergoedingen voor drie ex-werknemers, gebaseerd op latere jurisprudentie die zou impliceren dat zij recht had op compensatie. Het UWV had deze aanvragen echter afgewezen, stellende dat rechterlijke uitspraken geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden opleveren die een herziening van eerdere besluiten rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt deze afwijzing en oordeelt dat de bestreden besluiten niet evident onredelijk zijn. Eiseres had geen rechtsmiddelen aangewend tegen eerdere besluiten en de rechtbank concludeert dat de financiële situatie van eiseres en haar beroep op het vertrouwensbeginsel niet voldoende zijn om de afwijzing te herzien. De rechtbank verklaart de beroepen van eiseres ongegrond, waardoor de afwijzing van het UWV in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/5451, ROT 24/5467 en ROT 24/5469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2025 in de zaken tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M.Y. Sørensen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen afwijzingen van drie herhaalde aanvragen voor een compensatie van betaalde transitievergoeding voor drie ex-werknemers.
1.1.
Met de primaire besluiten van 10 juli 2023 heeft het UWV de herhaalde aanvragen van eiseres afgewezen. Met de bestreden besluiten van 29 februari 2024 heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Het UWV heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van eiseres. Het UWV is met voorafgaand bericht niet verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting geschorst in afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) en het standpunt van partijen naar aanleiding van deze uitspraak.
1.5.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 16 april 2025 [1] heeft het UWV op 29 april 2025 schriftelijk een standpunt ingediend. Op 20 mei 2025 heeft eiseres hierop gereageerd.
1.6.
Op 25 juni 2025 heeft het UWV gereageerd. Nadien heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van de besluiten

De aanvragen voor compensatie van transitievergoeding
ROT 24/5451
2. [naam werkneemster 1] is een voormalig werkneemster van eiseres. Zij is op 1 april 1987 in dienst getreden en per 1 mei 2016 uit dienst getreden na langdurige arbeidsongeschiktheid (na 104 weken loondoorbetaling bij ziekte). Eiseres heeft een transitievergoeding van € 51.954,- uitgekeerd en heeft hiervoor bij het UWV een aanvraag voor compensatie ingediend.
ROT 24/5467
3. [naam werkneemster 2] is een voormalig werkneemster van eiseres. Zij is op 1 januari 2009 in dienst getreden en per 1 januari 2016 uit dienst getreden na langdurige arbeidsongeschiktheid (na 104 weken loondoorbetaling bij ziekte). Eiseres heeft een transitievergoeding van € 5.950,- uitgekeerd en heeft hiervoor bij het UWV een aanvraag voor compensatie ingediend.
ROT 24/5469
4. [naam werkneemster 3] is een voormalig werkneemster van eiseres. Zij is op 1 april 2006 in dienst getreden en per 1 januari 2020 uit dienst getreden na langdurige arbeidsongeschiktheid (na 104 weken loondoorbetaling bij ziekte). De loondoorbetalingsverplichting eindigde op 24 februari 2012. Eiseres heeft een transitievergoeding van € 13.852,- uitgekeerd en heeft hiervoor bij het UWV een aanvraag voor compensatie ingediend.
5. Met besluiten van 17 februari 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres geen compensatie van de uitgekeerde transitievergoeding (voor bovenstaande werknemers) krijgt. Eiseres heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
De herhaalde aanvragen voor compensatie van transitievergoeding
6. Op 9 augustus 2022 heeft eiseres herhaalde aanvragen voor compensatie ingediend. Met de primaire besluiten (die in de bestreden besluiten in stand zijn gebleven) heeft het UWV deze aanvragen afgewezen. Er is weliswaar inmiddels jurisprudentie waarbij is bepaald dat ook compensatie kan worden toegekend bij dienstverbanden die zijn beëindigd voor 1 juli 2015. Volgens vaste rechtspraak levert nieuwe of gewijzigde jurisprudentie echter geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden op. Daarnaast heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van evident onredelijke besluiten. Het UWV heeft daarmee de herhaalde aanvragen van eiseres afgewezen.

De beroepen van eiseres

7. In de beroepen voert eiseres aan dat het UWV ten onrechte niet is teruggekomen op de eerdere besluiten en daarom ten onrechte geen compensatie transitievergoeding heeft toegekend. Het UWV heeft de oorspronkelijke besluiten genomen met een evident foute interpretatie van de wettelijke regeling. Op basis van uitspraken van de Raad [2] (van na de afwijzing van compensatie) heeft een werkgever ook recht op compensatie van de na 1 juli 2015 uitbetaalde transitievergoeding van werknemers waarbij de wettelijke periode loondoorbetalingsverplichting al voor 1 juli 2015 was verstreken. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht had gehad op compensatie indien deze uitspraken al waren gewezen ten tijde van de oorspronkelijke aanvragen. De bestreden besluiten zijn daarmee in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de bestreden besluiten evident onredelijk zijn. Eiseres kan het niet uitgekeerde bedrag aan compensatie niet besteden aan de kwaliteit van zorg. Eiseres is een stichting zonder winstoogmerk en heeft gehandeld met inachtneming van de beginselen van goed werkgeverschap. Daarnaast zijn de bestreden besluiten evident onredelijk omdat sprake is van het categoraal afwijzen van herhaalde aanvragen voor compensatie op basis van beleid dat onaanvaardbaar is.
Eiseres betoogt verder dat zij er met de Regeling compensatie transitievergoeding, mede gelet op berichtgeving uit 2015 en 2016 en een nieuwsbericht van het UWV van 27 juli 2022, gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij recht had op compensatie. Daarnaast zijn de bestreden besluiten volgens eiseres in strijd met de geest van de wet, omdat zonder de compensatieregeling geen financiële prikkel bestaat voor eiseres om de (slapende) dienstverbanden te beëindigen. Daar komt bij dat werkgevers die eerst geen recht hadden op compensatie (en door de uitspraken van de Raad uit 2022 wel) tussen wal en schip vallen.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of het UWV de herhaalde aanvragen van eiseres terecht heeft afgewezen, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9. Het UWV heeft de herhaalde aanvragen van eiseres afgewezen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb en stelt zich op het standpunt dat een rechterlijke uitspraak geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden oplevert waardoor het UWV moet terugkomen van de eerdere afwijzingen voor compensatie van de transitievergoeding.
10. Bij een afwijzing van een herhaalde aanvraag op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb moet de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden beoordelen of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die beoordeling doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [3]
Is sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden?
11. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Rechterlijke uitspraken worden op grond van vaste rechtspraak [4] niet aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Dat eiseres op grond van latere jurisprudentie van de Raad wel voor de transitievergoeding in aanmerking zou komen, is daarom geen nieuw feit of veranderde omstandigheid die grond kan vormen om bij een herhaalde aanvraag terug de komen op de eerdere beslissing. Gelet hierop is het standpunt van het UWV juist en kan dit, gelet op het toetsingskader, de afwijzing van het herhaalde verzoek in beginsel dragen.
Is sprake van evident onredelijk besluiten?
12. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of de bestreden besluiten, om niet tot herziening van de oorspronkelijke besluiten over te gaan, evident onredelijk zijn. [5] De door eiseres geschetste financiële situatie en stelling dat zij heeft gehandeld met inachtneming van de beginselen van goed werkgeverschap kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden gekwalificeerd als bijzondere omstandigheden die maken dat de afwijzing van de compensatie van de transitievergoeding evident is. Van onevenredige nadelige financiële gevolgen voor eiseres is niet gebleken. In de uitspraak van de Raad waarvoor deze zaak is aangehouden, was sprake een soortgelijke situatie en oordeelde de Raad dat de afwijzing van het verzoek tot herziening (of herhaalde aanvraag) niet evident onredelijk was. Daarbij overwoog de Raad tevens dat - evenals in deze zaak - tegen de eerdere beslissing geen rechtsmiddelen waren aangewend.
13. Ten aanzien van het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank het volgende. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moeten drie stappen worden doorlopen. Bij de eerste stap moet de betrokkene aannemelijk maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging, uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de toezegging of uitlating deed, of de gedraging verrichtte, de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Als aan stap 1 en 2 wordt voldaan, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. Daarin vindt een belangenafweging plaats. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent namelijk niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. [6]
14. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen. Eiseres heeft met verwijzing naar algemene informatie van het UWV niet aannemelijk gemaakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het verzoek om compensatie in weerwil van de eerdere afwijzing alsnog zou worden ingewilligd.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft de herhaalde aanvragen terecht afgewezen. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Eiseres verwijst hierbij naar ECLI:NL:CRVB:2022:1180 en ECLI:NL:CRVB:2022:1316.
5.Bij zaken waarin vasthouden aan het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is, gaat het met name om (belastende) boetebesluiten die evident onjuist zijn.
6.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2025:53 en voor het beoordelingskader ECLI:NL:RVS:2019:1694.