In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 augustus 2025, wordt de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bepaald bij de vrouw. De zaak betreft een verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, die geboren zijn in 2014, 2015 en 2019, bij haar te vestigen. De man, de vader van de minderjarigen, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 1 augustus 2025, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw de minderjarigen heeft opgehaald uit Bulgarije, waar de man hen tegen haar wil had meegenomen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen niet is weersproken en in het belang van de minderjarigen is. Het verzoek om een raadsonderzoek wordt echter afgewezen, omdat de verzoekster niet-ontvankelijk is in dit verzoek. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke grondslag is voor het verzoek tot raadsonderzoek en dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen niet verzet. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.