ECLI:NL:RBROT:2025:10435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/704443 / KG ZA 25-796
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake voorlopige omgangsregeling en gezag over minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2025, is een kort geding aan de orde waarin de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden, betrokken zijn. De man heeft een vordering ingediend voor een voorlopige omgangsregeling met hun minderjarige kind, dat op [geboortedatum] 2024 is geboren. De vrouw oefent alleen het gezag uit over het kind, terwijl de man de minderjarige heeft erkend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2025 hebben partijen overeenstemming bereikt over de uitbreiding van de voorlopige omgangsregeling. De voorzieningenrechter heeft de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen in het vonnis opgenomen. Tevens is besloten dat partijen een mediationtraject ingaan om te werken aan een definitieve omgangsregeling en gezag over de minderjarige, met als doel toekomstige procedures te voorkomen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/704443 / KG ZA 25-796
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te Gouda,
eiser,
advocaat mr. W.B. Janssens te Oudewater,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J-M.F. Honders te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 augustus 2025 met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord met bijlagen;
  • de berichten met bijlage 4 en 5 van de man.
1.2.
De zaak is behandeld op 21 augustus 2025.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, vertegenwoordigd door [naam].
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond, aan welke relatie inmiddels een einde is gekomen.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 te [geboorteplaats].
2.3.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.4.
De vrouw oefent alleen het gezag uit over de minderjarige.
2.5.
De minderjarige is iedere vrijdag bij de man van 9:00 uur tot 17:00 uur waarbij de man de dag met de minderjarige doorbrengt bij oma vaderszijde. De man haalt en brengt de minderjarige.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert – samengevat –
  • te bepalen dat er een voorlopige omgangsregeling zal zijn, inhoudende dat de minderjarige ieder weekend van zondag tot en met maandagochtend bij de man verblijft, iedere woensdag tussen 13:00 uur en 17:00 uur en iedere vrijdag tussen 9:00 uur en 17:00 uur;
  • te bepalen dat er een voorlopige informatie- en consultatieregeling zal zijn.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt. De voorzieningenrechter zal de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen opnemen in dit vonnis.
4.2.
Ook zijn partijen tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen een mediationtraject in te gaan om te werken aan het vertrouwen en te komen tot afspraken over zowel een definitieve omgangsregeling als het gezag over de minderjarige. Zij hopen hiermee toekomstige procedures te voorkomen.
4.3.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de voorlopige omgangsregeling hebben getroffen, te weten: de minderjarige is bij de man:
  • iedere vrijdag van 9:00 uur tot 17:00 uur waarbij de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw en hem daar weer terugbrengt;
  • iedere woensdag van 8:00 uur tot 18:00 uur, waarbij de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw in de ochtend en de vrouw de minderjarige in de avond bij de man ophaalt;
  • de omgang vindt op beide dagen plaats in de woning van oma vaderszijde;
  • de minderjarige heeft op beide dagen aan het eind van de dag warm gegeten bij de man,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025. [1]

Voetnoten

1.2303/1510