In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2025, is een kort geding aan de orde waarin de man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden, betrokken zijn. De man heeft een vordering ingediend voor een voorlopige omgangsregeling met hun minderjarige kind, dat op [geboortedatum] 2024 is geboren. De vrouw oefent alleen het gezag uit over het kind, terwijl de man de minderjarige heeft erkend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2025 hebben partijen overeenstemming bereikt over de uitbreiding van de voorlopige omgangsregeling. De voorzieningenrechter heeft de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen in het vonnis opgenomen. Tevens is besloten dat partijen een mediationtraject ingaan om te werken aan een definitieve omgangsregeling en gezag over de minderjarige, met als doel toekomstige procedures te voorkomen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.