Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Procesverloop
- het verzoekschrift van de officier met bijlagen, ingekomen op 29 augustus 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 september 2024;
- de schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van deze rechtbank van 20 september 2024;
- de beschikking van de Hoge Raad van 20 juni 2025.
- betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
- de officier;
- [persoon A] , verpleegkundige (hierna: behandelaar), en [persoon B] , verpleegkundige, beiden verbonden aan [zorgaanbieder] .
2.Beoordeling
3.2.2 Art. 6:1 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. Het gaat hier om meer dan hetgeen reeds voortvloeit uit het fundamentele beginsel van een behoorlijke rechtspleging dat iedere partij de gelegenheid moet krijgen om haar standpunt naar voren te brengen voordat de rechter een beslissing neemt. Ook dient immers zoveel mogelijk gewaarborgd te zijn dat aan iemand niet verplichte zorg kan worden opgelegd zonder dat hij, zo hij dit wenst, zelf door de rechter wordt gehoord. Het is tegen deze achtergrond dat de onderzoeksplicht van de rechter naar de bereidheid van de betrokkene om zich te doen horen en de motivering van zijn vaststelling dat die bereidheid niet aanwezig was, moeten worden beoordeeld.