In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2025, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man over de zorgregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2021. De communicatie tussen de ouders is slecht, wat leidt tot conflicten en betrokkenheid van hulpverleningsinstanties. De rechtbank heeft eerder een ondertoezichtstelling van het kind verlengd en een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind om de week bij de man en de vrouw verblijft. De vrouw vordert dat de man het kind binnen 24 uur na het vonnis aan haar overdraagt en zich houdt aan de zorgregeling. De man vraagt om opschorting van de zorgregeling in afwachting van hulpverlening.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2025 hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorg voor de minderjarige en hun bereidheid om deel te nemen aan een hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling. De voorzieningenrechter heeft besloten om deze regeling op te nemen in het vonnis en heeft de betrokken hulpverleningsinstanties ingeschakeld. De rechtbank benadrukt het belang van een constructieve samenwerking tussen de ouders in het belang van de minderjarige. Het vonnis bevat ook bepalingen over de uitvoering van de zorgregeling en de aanmelding bij de hulpverleningsinstantie. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.