In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Trivestor Beleggingen B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De gedaagde huurde tot en met april 2025 een woning van Trivestor, maar heeft de woning op 2 mei 2025 opgeleverd. Trivestor vordert betaling van een huurachterstand van € 11.349,38, die betrekking heeft op de periode van oktober 2024 tot en met april 2025. De gedaagde erkent de huurachterstand, maar vraagt om verlaging of kwijtschelding vanwege persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand moet worden betaald, maar verlaagt het bedrag tot € 7.657,48 omdat een oneerlijk huurprijswijzigingsbeding in de huurovereenkomst is vernietigd. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming worden afgewezen, omdat de woning al is opgeleverd en Trivestor geen belang meer heeft bij deze vorderingen. De kantonrechter wijst ook de gevorderde gebruiksvergoeding af. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van incassokosten en rente. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.