In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster], woonachtig in Delfgauw, en de besloten vennootschap RealPars B.V., gevestigd in Schiedam. De zaak betreft de afwikkeling van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die liep van 1 februari 2024 tot en met 31 januari 2025. Gedurende een periode heeft [verzoekster] niet gewerkt vanwege een arbeidsconflict, en zij vordert nu betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag, niet genoten vakantiedagen, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. RealPars betwist de vorderingen en stelt dat er sprake is van werkweigering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] na 21 oktober 2024 niet meer voor RealPars heeft gewerkt en dat zij op grond van artikel 7:628 BW recht heeft op doorbetaling van haar loon, ondanks dat RealPars dit betwist. De rechter oordeelt dat de situatie voor rekening van RealPars komt, en dat er geen sprake is van werkweigering. De vordering tot betaling van het loon over de maanden november en december 2024 en januari 2025 wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente. Daarnaast wordt RealPars veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, vakantiebijslag en een deel van de vakantiedagen.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tot een billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever is aangetoond. De rechter heeft de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] toegewezen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. W.P.M. Jurgens.