In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2025 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2015. De man en de vrouw, de ouders van de minderjarige, hebben in goed overleg met elkaar en hun netwerk overeenstemming bereikt over de uitoefening van gezamenlijk gezag. De vrouw was tijdelijk opgenomen in een zorginstelling, wat leidde tot een gezagsvacuüm. De man heeft daarop een verzoek ingediend voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2025 zijn beide ouders, hun advocaten en de grootouders aanwezig geweest. De minderjarige heeft zijn mening kenbaar kunnen maken aan de kinderrechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gezondheidssituatie van de vrouw is verbeterd en dat zij binnenkort uit het ziekenhuis zal worden ontslagen. De minderjarige verblijft momenteel bij zijn grootouders, en er is overleg geweest over de toekomstige zorg. De rechtbank heeft het verzoek van de man om gezamenlijk gezag toegekend en de overige verzoeken afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.